De hamvraag is of je kunstenaars vertrouwt, opiniestuk in De Morgen
Vertrouw je kunstenaars, als medeauteurs van een verhaal dat artistieke autonomie, solidariteit en verantwoordelijkheid op een unieke manier bij elkaar brengt? Daarover gaat het debat over het kunstenaarsstatuut, schrijft Frank Vandenbroucke.
Op een campagnebeeld over 75 jaar sociale zekerheid is te zien hoe mensen samen onder één paraplu schuilen. Tijdens de pandemie heb ik dat beeld vaak gebruikt om de kracht van solidariteit in de verf te zetten. Als we voor een wandeling er samen voor zorgen dat stevige paraplu’s voorzien zijn én er voor iedereen één klaar staat mocht het regenen, dan is iedereen gerust. Solidariteit is uw deel krijgen én uw deel doen: de paraplu’s komen niet vanzelf. Wandelingen veranderen overigens. Hoe we solidariteit organiseren, moet voortdurend herdacht worden, want de wereld verandert. Ook het kunstenaarsstatuut moet hervormd.
“Deze hervorming maakt kunstenaars rechter en partij. Ze zullen nog wat langer, want comfortabeler, in de werkloosheid blijven hangen”, vindt Björn Anseeuw (N-VA) (De Morgen, 6 mei). Mijn visie is diametraal tegengesteld: we organiseren sociale bescherming en verantwoordelijkheid, met en voor kunstenaars, op maat van de artistieke praktijk van vandaag. De hamvraag is of je kunstenaars vertrouwt, als medeauteurs van een verhaal dat solide sociale bescherming en autonomie in het artistieke werk verzoent.
Twintig jaar terug gaven we kunstenaars voor het eerst de mogelijkheid om hun werk autonoom te organiseren met de sociale bescherming waarvan werknemers genieten. Vandaag biedt dat statuut nog altijd bescherming op maat. Volgens internationale studies is het zelfs een voorbeeld voor andere EU-lidstaten. Maar het moet beter. Artistieke loopbanen zijn nu nog grilliger, projectmatiger, de markt nog competitiever en door de opkomst van online platformen fundamenteel veranderd. Vanuit die realiteit hebben we tijd, middelen en mensen geïnvesteerd in een bottom-up aanpak. We gaven de pen én de verantwoordelijkheid aan vertegenwoordigers van de sector om een voorstel uit te werken. Het tegendeel van een keizer-koster mentaliteit, waarbij je vooral wantrouwt en wil bevoogden. Verantwoordelijkheid geven, dat werkt. Gevoed door praktijkvoorbeelden, en mét inzicht in de nieuwe arbeidsrealiteit binnen de sector, kwamen we tot de nodige modernisering van het statuut.
KEIZER-KOSTER
Het 'kunstwerkattest' wordt een unieke en fijnmazige toegangskaart tot onze sociale zekerheid voor élke kunstwerker. Automatisch, eenvoudig en zonder administratieve rompslomp, zoals geldt voor elke werknemer. Het voorstel om de toegang ook mogelijk te maken voor artistiek-technische en artistiek-ondersteunende professionals (zoals lichtontwerpers of tentoonstellingsbouwers die een noodzakelijke artistieke bijdrage leveren) is vernieuwing op maat van de geëvolueerde praktijk.
Het kunstwerkattest is het schoolvoorbeeld van wat de moderne sociale zekerheid moet zijn: flexibel en fijnmazig, zonder een vrijgeleide te geven
Maar omdat solidariteit alleen werkt, als er iets tegenover staat, moeten kunstwerkers een kwalitatief sterk onderbouwd dossier voorleggen met al hun professionele activiteiten en inkomsten. Dat wordt beoordeeld door de nieuwe 'kunstwerkcommissie', samengesteld uit vertegenwoordigers van de kunstensector, experten sociale zekerheid van de administraties en sociale partners. Ze zal de enige instantie zijn die bevoegd is om iemand te erkennen als kunstwerker aan de hand van wettelijke criteria en een vaste procedure, en ook de enige die een erkenning kan weigeren of intrekken.
SOEPEL EN TOCH STRENGER
Wie voldoet, krijgt zekerheid voor 5 jaar. Zo kunnen kunstwerkers zich concentreren op het artistieke in plaats van bij de RVA, de FOD Sociale Zekerheid én de VDAB telkens te moeten uitleggen wat voor werk ze leverden en hoeveel. En vooral, zonder zich telkens te moeten verantwoorden voor periodes wanneer ze niét op de planken staan, niét optreden, of niét tentoonstellen. Wie artistiek werk levert, is ook buiten die periodes van 'zichtbaar werk' bezig met zijn vak. Let wel, toegang tot een specifieke, soepele regeling inzake werkloosheidsuitkeringen veronderstelt een ‘kunstwerkattest-plus’, waarbij de kunstenaar bewijst dat zijn artistiek werk een minimum aan professionele inkomsten oplevert. Ook dat is nieuw. Daarnaast komt een soepele instapregeling voor starters, die drie jaar krijgen om zich te bewijzen: wie gelooft in artistieke creativiteit en vernieuwing, moet ook wat tijd en ruimte durven te geven. En ja, die werkloosheidsregeling is soepel; maar Anseeuw vergeet te zeggen dat we ze op één punt weer strenger maken, precies omdat we willen dat mensen voldoende artistieke productiviteit blijven bewijzen.
Als je de unieke meerwaarde van kunstenaars in snel veranderende tijden wil erkennen, moet de overheid die meerwaarde eenvoudig én efficiënt ondersteunen. Het is nu aan de sector om verantwoordelijkheid op te nemen in de kunstwerkcommissie en die solidariteit goed te bewaken, zodat ze duurzaam is. Die solidariteit en verantwoordelijkheid moet zich ook vertalen in correcte vergoedings-en arbeidsvoorwaarden. Zo is het kunstwerkattest het schoolvoorbeeld van wat moderne sociale zekerheid moet zijn: flexibel en fijnmazig, zonder een vrijgeleide te geven. Kortom, een paraplu voor deze tijd.
Dit opiniestuk verscheen oorspronkelijk in De Morgen op 13 mei 2022.