Persbericht

Beleidsnota Volksgezondheid 2024

Investeren én hervormen in onze gezondheidszorg, ook in 2024 blijven we dat doen.

Investeren en hervormen in onze gezondheidszorg, ook in het laatste jaar van deze legislatuur blijven we dat doen. Beiden gaan immers hand in hand. Het ene zonder het andere doen, heeft geen enkele zin. Zo weten we allemaal dat onze huidige zorgorganisatie- en financiering nog altijd te fel is gericht op de aanpak van acute gezondheidsproblemen. Ze biedt bijvoorbeeld geen passend antwoord op de vraag hoe om te gaan met mensen die lijden aan dikwijls meerdere chronische ziektes. Chronisch ziek zijn betekent dat je met een hele waaier aan problemen te kampen krijgt. De toenemende vergrijzing van de bevolking, én de vaststelling dat mensen vandaag zo lang mogelijk thuis willen verzorgd worden, vereist een andere en nieuwe benadering voor onze gezondheidszorg, willen we de komende jaren niet tegen een muur aanlopen. De huidige organisatie leidt bovendien ook tot te veel verspilling van middelen, tot overconsumptie, en ook tot onderconsumptie.  

Na de COVID-crisis hebben we al enkele belangrijke stappen gezet - en dat met verschillende werven tegelijk - om de nodige omwenteling te maken en de tanker van onze gezondheidszorg bij te sturen, of anders gezegd: om onze solidaire gezondheidszorg - die stoelt op zorgverleners die elke dag het beste van zichzelf geven - op een duurzame manier de toekomst in te loodsen. Om daarin te slagen, moeten we die solidariteit in onze gezondheidszorg niet alleen koesteren, maar ook versterken. Dat betekent investeren én hervormen om te zorgen voor: (1) waardering, steun, een eerlijke vergoeding én werkbaar werk voor iedereen die in de zorg werkt; (2) maximale samenwerking door hokjes af te breken en gegevens te delen; (3) een transparante, doelmatige - en dus efficiënte - inzet van de beschikbare middelen. Zeker in een context van schaarste aan mensen, zijn dat drie cruciale voorwaarden om de ambities die we in deze beleidsnota schetsen, niet alleen waar te maken, maar ze ook te kunnen volhouden.  

De voorbije jaren hebben we verschillende hervormingen - gepaard met investeringen - op de rails gezet. Op dit elan willen we tijdens het laatste jaar van deze regeerperiode doorgaan.  

Daarbij is er nood aan visie én een beleid op lange termijn, gebaseerd op wetenschappelijke evidentie. Een beleid dat inzet op duurzame veranderingen in de manier waarop we zorg organiseren. Een beleid dat inzet op die investeringen die het meest bijdragen aan gezondheidswinst, toegankelijkheid, kwaliteit, job-tevredenheid en efficiëntie. De Commissie voor de Gezondheidszorgdoelstellingen, die opgericht wordt binnen de ziekteverzekering, moet haar schouders zetten onder deze paradigmashift, zodat iédereen onderstaande ambities niet alleen onderschrijft, maar ook mee helpt waarmaken. 

Natuurlijk moeten er ook voldoende middelen zijn. Gelukkig is de begroting 2024 een echte booster om voluit op het elan van de voorbije periode door te gaan. Het budget voor gezondheidszorg neemt in 2024 toe met 2,6 miljard euro tegenover 2023. Dit laat niet alleen toe om vergoedingen voor de zorgverleners te indexeren en waar nodig te herwaarderen, maar ook om groeiende noden te beantwoorden en met nieuwe initiatieven in te spelen op nieuwe noden. Zo ontstaat een ruimte van 168,8 miljoen euro voor nieuwe maatregelen, boven op een stijging in de middelen voor geestelijke gezondheidszorg met 93 miljoen euro. Tegelijkertijd geven we met middelen die nog beschikbaar zijn in de begroting 2023 een (eenmalige) impuls aan de opleiding en ondersteuning van het zorgpersoneel in alle federale gezondheidssectoren, ten belope van 51 miljoen euro.  

 

De bijkomende investeringen in de begroting 2024 worden vooral (maar niet uitsluitend) ingezet voor de volgende prioriteiten:  

  1. We geven een bijkomende (eenmalige maar belangrijke impuls) aan de opleiding en ondersteuning van het (loontrekkende) zorgpersoneel in onze ziekenhuizen, de diensten voor thuisverpleging en andere sectoren die federaal gefinancierd worden. 
     
  2. We maken bijkomende investeringen in geestelijke gezondheidszorg mogelijk. 
     
  3. We voorzien belangrijke budgetten voor kinesitherapie, tand- en mondzorg en logopedie met het oog op een correcte vergoeding van het werk van de zorgverstrekkers en tariefzekerheid voor de patiënten, naast nieuwe middelen en bestaande (maar nog niet toegewezen) middelen die nieuw beleid mogelijk maken voor artsen in opleiding, huisartsen en artsen-specialisten. 
     
  4. We voorzien middelen om de terugbetaling van brillen en hoorapparaten te verruimen en voor andere punctuele initiatieven die de toegankelijkheid van zorg versterken. 
     

In wat volgt, schetsen we de vijf grote ambities die ons inspireren bij ons gezondheidsbeleid.  

 

VIJF AMBITIES

Eerste ambitie: wanneer zorg nodig is, moet ze er ook zijn 

Dat betekent in de allereerste plaats (uiteraard) dat er voldoende zorgpersoneel moet zijn. De voorbije jaren zijn dankzij de uitvoering van het sociaal akkoord, het Zorgpersoneelsfonds (5.000 extra handen aan het bed) en verschillende projecten om zij-instromers vlot in te schakelen, stappen vooruitgezet om ons zorgpersoneel te steunen, veel beter te omkaderen en beter te belonen. Vooral de starterslonen in de verpleegkunde zijn intussen aanzienlijk gestegen en niet zonder reden: wil je jonge mensen verleiden tot een duurzame carrière in de zorg, moet er ook boter bij de vis van bij de start.  

Dat deze investeringen soms maar geleidelijk voelbaar worden op het terrein, is frustrerend, maar des te meer een reden om onze inspanningen onverminderd voort te zetten. De bijkomende schijf van 51 miljoen euro ter ondersteuning van het zorgpersoneel in de federale zorgsectoren moet in dat licht begrepen worden. In datzelfde kader past de hervorming van het verpleegkundig beroep. Dankzij de nieuwe zorgladder zorgen we voor een rijker geheel van beroepsprofielen, wat meer perspectief geeft op doorstroming binnen de verpleegkunde; we herbekijken het takenpakket van verpleegkundigen met het oog op minder administratieve en huishoudelijke taken én meer autonomie; én we ondersteunen het zorgpersoneel en alle zorgverstrekkers met volledig nieuwe beroepsprofielen in de zorg, zoals de praktijkassistent. Een praktijkassistent zal na een studie van 1,5 jaar kunnen ingezet worden in onder andere de huisartspraktijk, zodat ook huisartsen opnieuw meer tijd kunnen spenderen aan hun patiënten. 

In 2024 kunnen huisartsen bovendien op vrijwillige basis instappen in de 'New Deal voor de Huisartsenpraktijk'. Die moet niet alleen voor voldoende én goed - of beter - ondersteunde huisartsen zorgen, maar ook voor meer samenwerking met andere disciplines en betere taakverdeling, een evenwichtige financiering en de vermindering van zinloze administratieve overlast. Zo willen we de rol van verpleegkundigen in (onder meer) de huisartsenpraktijk versterken opdat zij ten volle én met de nodige autonomie hun rol kunnen opnemen in onder meer de proactieve opvolging van patiënten met een chronische aandoening. De New Deal moet op die manier ook een eerste antwoord bieden op de uitdaging van de patiëntenstops.  

Een belangrijk aandachtspunt in het aanbod aan medische zorg is dat artsen zich verzekerd voelen van een billijke verhouding in de vergoeding van de verschillende specialiteiten. Vandaar de absolute noodzaak aan een hervorming van de medische nomenclatuur; een hervorming die het onderscheid maakt tussen het gedeelte dat de professionele activiteit vergoedt en het gedeelte dat de werkingskost verbonden aan de medische handeling dekt. Beide onderdelen worden in kaart gebracht door drie werkgroepen die eenzelfde gestandaardiseerde methodologie toepassen waarbij het professioneel gedeelte wordt gewogen op basis van de duur, complexiteit en risico van de prestatie. Dit zeer omvangrijk werk moet afgerond zijn tegen eind 2024. De werkzaamheden zijn op schema. Zo zijn op dit moment meer dan 70 % van alle technische prestaties de revue gepasseerd.       

Tot slot beantwoordt de bijkomende investering van 93 miljoen euro in geestelijke gezondheidszorg (bovenop de 330 miljoen extra middelen voor geestelijke gezondheidszorg die deze regering structureel vastgelegd heeft) de grote vraag naar geestelijke gezondheidszorg, zowel in de eerste lijn als in crisisopvang. Drie bijkomende Zorgcentra na Seksueel Geweld zullen in de toekomst dan weer klaar staan om slachtoffers meteen op hun eigen ritme en maat op te vangen. En een omvangrijke herfinanciering garandeert nu een toekomst voor de Dringende Geneeskundige Hulpverlening.  

 

Tweede ambitie: zorg moet voor iedereen betaalbaar zijn 

In een welvarende regio als de onze is het onze verantwoordelijkheid om maximale inspanningen te doen om zorg vlot toegankelijk en betaalbaar te houden, dan wel te maken. Voor iedereen. De terugbetaling in de eerste lijn van onze geestelijke gezondheidszorg (met onder meer een eerste individuele gratis sessie, of door een sessie op school die het CLB zélf organiseert gratis te maken) is daar een voorbeeld van, net zoals de derdebetalersregeling die elke zorgverlener nu kan toepassen, of de versterking van de maximumfactuur in de zorg waardoor we 100.000 kwetsbare gezinnen nog beter hebben beschermd voor oplopende zorgkosten.  

Ook namen we al belangrijke initiatieven om de toegang tot eerstelijnszorg zeer laagdrempelig, zelfs gratis te maken voor belangrijke doelgroepen, en dit vaak in een multidisciplinair zorgtraject. Zo is een bezoek aan de arts sinds 1 oktober 2023 gratis voor kinderen en jongeren met een verhoogde tegemoetkoming; een jaarlijks mondonderzoek is nu gratis voor alle jongeren tot en met 19 jaar. We voorzien ook gratis begeleiding bij de afbouw voor benzodiazepines bij apothekers en maakten ook dieetadvies gratis voor kinderen en jongeren met overgewicht. Tijdens de komende maanden nemen we nog meer initiatieven: zo wordt onder meer dieetadvies, voetverzorging en het jaarlijks mondonderzoek in het kader van het starttraject voor mensen met diabetes gratis.  

Tariefzekerheid voor de patiënt wordt ook het komende jaar een belangrijk agendapunt. Tariefakkoorden in alle sectoren zijn van cruciaal belang, net als het beperken van het aanrekenen van supplementen. Met de begroting 2024 investeren we een kleine 125 miljoen euro extra voor gerichte herwaarderingen van tandartsen, kinesitherapeuten, logopedisten en artsen. Dit moet het mogelijk maken tariefakkoorden te sluiten, en aldus het aanrekenen van supplementen terug te dringen. Op die manier faciliteren we het wettelijk voorziene verbod op het aanrekenen van ereloonsupplementen in de ambulante sector voor rechthebbenden met de verhoogde tegemoetkoming. Artsen en de tandartsen nog ik uit om met een concreet voorstel te komen, om eventuele ongewenste effecten van deze maatregel op te vangen. De nodige budgetten zijn hiervoor voorzien. Daarnaast maken we werk van: (a) het beperken van supplementen voor zware medische beeldvorming; (b) een verbod op 'administratieve toeslagen' in de klinische biologie (labo's). De uitrol van de affichageverplichting van de tarieven die een zorgverlener hanteert, past tenslotte in dezelfde bekommernis. Elke patiënt moet vooraf goed weten wat hem financieel te wachten staat.   

 

Derde ambitie: wanneer de zorg er is, moet ze ook van topkwaliteit zijn 

De ziekenhuishervorming moet ervoor zorgen dat elke patiënt de beste zorg krijgt op het moment en op de plaats waar die beste zorg voorhanden is. We slaan het pad van samenwerking onverminderd verder in vanuit de idee ‘nabije zorg waar mogelijk, gespecialiseerde zorg waar nodig.’ De concentratie van beroertecentra voor de beste zorg op de juiste plaats is daar een voorbeeld van. Op basis van dezelfde filosofie leggen we de aanpak voor (majeure) trauma vast met een beperkt aantal, geografisch correct gespreide, referentiecentra. We werken ook verder aan de concentratie van zorg voor bepaalde kankers, waaronder hoofd- en halstumoren, tumoren bij kinderen én bij jongeren en jongvolwassenen (de zogenoemde AYA's). Gebaseerd op de aanbevelingen van het Kenniscentrum, herbekijken en bewaken we - in overleg met de deelstaten - ook de zorg voor borstkanker. En omdat patiënten graag (zo lang mogelijk en wanneer dat kan) thuis verzorgd worden - geven we ook het chirurgisch dagziekenhuis nu alle kansen, en maken we thuishospitalisatie voor kanker- en antibioticabehandelingen voor het eerst mogelijk. Die bewegingen willen we versterken en verder uitrollen. 

De organisatie van het ziekenhuislandschap is onlosmakelijk verbonden met de financiering ervan. Daarom werken we ook daar gestaag verder aan een fundamentele hervorming. De doelstelling? Een minder complex en meer transparant systeem dat (1) minder concurrentie en meer samenwerking stimuleert, én (2) aanzet tot meer kwaliteit en doelmatigheid zonder eventuele overconsumptie te belonen. De hoeksteen van dit nieuw financieringsmodel is de invoering van een “all-in forfait” per pathologie dat alle verantwoorde zorggerelateerde kosten omvat. Het nodige studiewerk daarvoor moet tegen eind 2024 rond zijn en loopt in grote mate parellel met de nomenclatuurhervorming, die eveneens volgens schema verloopt. Onderzoeksgroepen zijn volop aan de slag om aan de hand van data, aangeleverd door geselecteerde peilziekenhuizen, de pathologie-gerelateerde kosten in kaart te brengen.  

Intussen voeren we alvast prioritaire aanpassingen in vanuit een kwaliteitsperspectief. Ten eerste in de diagnostische beeldvorming: we zien (en dat al jaren) dat we in vergelijking met de ons omringende landen relatief te veel een beroep doen op CT (bijhorende stralenbelasting, ook al is die flink verminderd met de huidige toestellen) in plaats van NMR-onderzoeken. Samen met het optrekken van het aantal NMR-toestellen in ons land voeren we dan ook een nieuw populatie- financieringssysteem in dat het op evidentie gebaseerde gebruik van NMR stimuleert. Ook in de ziekenhuisfinanciering benadrukken we de aandacht voor de ziekenhuisbrede kwaliteit van zorg door de inhoud van het P4P-programma (Pay for Performance) te wijzigen. 

Zorg van topkwaliteit betekent ook dat je de stem van de patiënt versterkt en kwaliteitsvolle en veilige zorg garandeert. De oprichting van de nieuwe 'Toezichtscommissie' uit de wet op de Kwaliteitsvolle Praktijkvoering - die verschillende voorwaarden vastlegt, precies om de kwaliteit van de zorg door élke gezondheidszorgbeoefenaar te garanderen - is daarin een belangrijke stap vooruit, net als de parlementaire goedkeuring van de nieuwe Wet op Patiëntenrechten. De notie van wederzijds respect en samenwerking is ingeschreven in de gemoderniseerde wet. Gelijklopend aan de verdere parlementaire behandeling van dit ontwerp is advies gevraagd aan de Federale Commissie Rechten van de Patiënt (die zowel verstrekkers, instellingen als patiënten omvat) over welke invulling de wederzijdse relatie tussen verstrekker en patiënt kenmerkt, welke initiatieven hierrond genomen kunnen worden en ook hoe de patiënt versterkt kan worden in het opnemen van zijn rol als copiloot van zijn zorg.  

Tot slot willen we verder werk maken van geïntegreerde zorg, want alleen door samenwerking binnen én tussen onze zorglijnen kunnen we de nodige switch maken van 'cure' naar 'care'. De verschillende aangepaste transversale zorgtrajecten die we komend jaar uitrollen - voor bijvoorbeeld kinderen en jongeren met eetstoornissen, of obesitas - zijn daarin alvast een voorbeeld. Zorg inpassen in het dagelijkse leven van de patiënt om zo de levenskwaliteit maximaal te waarborgen, kan alleen met een multidisciplinaire aanpak. Met de uitwerking van het Interfederaal Plan Geïntegreerde Zorg willen we bovendien de brug slaan met welzijn, een deelstaatbevoegdheid. Want gezondheid is ook welzijn. En welzijn is ook gezondheid. De vlotte uitwisseling van gegevens, dankzij het gloednieuwe Health Data Agency, moet er ook voor zorgen dat we op een veilige manier gezondheidsdata kunnen gebruiken voor onderzoek en vooruitgang in onze gezondheidszorg. 

 

Vierde ambitie: voorkomen is beter dan genezen 

Gezondheidsproblemen voorkomen, vermijden dat ze erger worden, er snel bij zijn is de beste investering in onze gezondheidszorg, en meteen ook de beste garantie om ze betaalbaar te houden. Elke investering daarin betaalt zich daarna terug. Opnieuw: onze inspanningen om onze geestelijke gezondheidszorg dicht bij de mensen te brengen (in scholen, jongerenorganisaties, bij de huisarts, in het OCMW) erop gericht om vroegtijdig onrustwekkende signalen op te pikken, vooraleer problemen dreigen te ontsporen. Zaak is om die hervorming verder te verankeren, ook komend jaar. In diezelfde optiek voeren we de strijd tegen overmatig gebruik van kalmerings- en slaapmiddelen, net als antibiotica, verder op.  Patiënten meer proactief opvolgen dus en inzetten op preventie, is de opdracht en niet toevallig is dat ook een belangrijk element in de New Deal voor de Huisartspraktijk: onze huisartsen meer ruimte geven om dat te kunnen doen, onder meer door de inzet van verpleegkundigen.  

Met het alcohol- en tabaksplan hebben we na jaren van stilstand een interfederaal akkoord over het te voeren beleid. Dit laat ons nu toe om een echt actieplan tégen tabak te lanceren. 

 

Vijfde ambitie: niet alleen hervormen in ons land, maar ook in Europa 

Vanaf 1 januari is ons land voor zes maanden voorzitter van de Raad van de Europese Unie. In 2024 zijn er ook Europese verkiezingen en wordt een nieuwe commissie samengesteld. Het Belgische voorzitterschap is dus een belangrijk moment, én een uitgelezen kans, om onze stempel te drukken op het Europese gezondheidszorgbeleid voor de komende 5 jaar.  

Daarbij focussen we op 3 assen: 

(a) Een Europese Unie die voorbereid is op toekomstige crisissen 

Tijdens de COVID-crisis heeft de Europese Unie zich van haar beste kant laten zien: lidstaten hebben hielpen elkaars patiënten te verzorgen, of kochten samen vaccins aan (na een initiële snelle ontwikkeling onder impuls van de EU). Dat iedereen ook in België de kans kreeg om gevaccineerd te worden, is te danken aan die ongeziene Europese samenwerking. Als klein land zouden we er wellicht niet in geslaagd zijn om de concurrentiestrijd (over wie eerst vaccins zou krijgen) aan te gaan met de VS, Canada of andere grote Europese landen. Dankzij de Europese Unie konden we dat wel.  Maar tegelijk liet de EU zich ook een minder fraaie kant zien: zo werden grenzen gesloten bijvoorbeeld, om beschermingsmateriaal werd dan weer gebikkeld.    

Zowel uit het goeie als uit het minder goeie moet de Europese Unie lessen trekken voor de toekomst. Er is meer samenwerking nodig om ons écht te wapenen: tegen ziektes uit de dierenwereld, tegen onvoldoende werkende antibiotica, tegen vergeten ziektes die dan toch niet uitgeroeid zijn en tegen de gezondheidsimpact van de klimaatcrisis. Om bij een volgende crisis beter gewapend te zijn, heeft de EU al een reeks initiatieven genomen, om sneller op de hoogte te zijn wanneer ergens een nieuw virus opduikt bijvoorbeeld, of om zeker te zijn dat iedereen even snel gevaccineerd kan worden.  Zo werd HERA (Health Emergency and Response Authority) opgericht en kreeg de HSC (Health Security Council) een daadkrachtiger wettelijk kader.  

België heeft intussen niet stilgezeten. Zo hebben we verschillende diensten en experten die bij een gezondheidscrisis aan zet zijn, ondergebracht in een nieuw directoraat-generaal bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu. De samenwerking met het nationaal crisiscentrum is intenser dan ooit. En samen met de deelstaten leggen we de laatste hand aan een generisch paraatheidsplan met specifieke aandacht voor virale uitbraken. De organisatie van de dringende medische hulpverlening bij terroristische aanvallen (CBRN) kent eveneens een update. Regelmatige evaluaties zijn cruciaal om onze paraatheid te verzekeren. België heeft haar kandidatuur gesteld om volgend jaar door het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) als één van de eerste lidstaten te worden doorgelicht. En nog dit jaar verwachten we de aanbevelingen van een grote objectieve evaluatie van de COVID-aanpak door de OESO. We kijken daar naar uit, omdat het in alle transparantie opnieuw een aantal lessen zal duidelijk maken waarmee we dan aan de slag kunnen om onze paraatheid op een hoger niveau te brengen. 

Samengevat, tijdens het Belgische voorzitterschap willen wij een kritische blik werpen op die verschillende initiatieven, en inspelen op wat nog beter kan en moet. Zodat we samen optimaal voorbereid zijn bij een volgende crisis. Welk gereedschap hebben we nu in huis? Volstaat dat gereedschap wel? Wie doet dan wat precies op welk moment? En hoe zorgen we ervoor dat iedereen tijdig mee is en aan hetzelfde zeel trekt? En waarin moeten we investeren om in tijden van crisis niet met tekorten geconfronteerd te worden?  

 

(b) Een Europese Unie met veerkrachtige gezondheidssystemen 

Een toegankelijke en betaalbare gezondheidszorg is niet alleen in ons land essentieel, maar in de hele EU. Via het geld dat van de EU naar de lidstaten vloeit, heeft de EU een drukkingsmiddel om lidstaten te leiden naar investeringen in hun gezondheidszorg. In zo goed als heel de Europese Unie staan we voor dezelfde uitdagingen, waaronder één hele grote: zowat alle lidstaten vandaag kampen met een chronisch tekort aan gezondheidswerkers. De EU kan onder meer daar meer betekenen en meer doen. Zo kan ze de lidstaten sterker ondersteunen in de ontwikkeling van strategieën om mensen te verleiden voor een carrière in de zorg en goed op te leiden; ze kan strategieën ontwikkelen om zorgverleners over de grenzen van disciplines vlotter te laten samenwerken en taken te delen; ze kan strategieën ontwikkelen om door technologische innovatie het werk van het zorgpersoneel zowel minder administratief als interessanter te maken. Tot slot kunnen de lidstaten heel wat van elkaar leren om te verzekeren dat zorgverleners nieuwe vaardigheden blijven ontwikkelen, zodat de druk op hun schouders lichter wordt.  

Bovendien moet onderzoek niet alleen vertrekken van wat rendabel kan zijn, maar veel meer vertrekken van huidige (onvervulde) zorgnoden in de samenleving, én dus van patiënten. Denk bijvoorbeeld aan onderzoek naar zeldzame ziektes of naar geneesmiddelen tegen dementie. Elk jaar sterven in de EU dan weer meer dan 35.000 mensen aan een infectie met een bacterie die bestand is tegen antibiotica. Antibioticaresistentie is dan ook niet de volgende pandemie. Neen, ze is al aan de gang. Telkens weer is voor al die uitdagingen de conclusie dezelfde: ze overstijgen de landsgrenzen en vergen behalve overleg een meer intense samenwerking tussen alle lidstaten. 

Tot slot moeten mensen ook de kans krijgen om een gezond leven te kunnen leiden. Ook daarin heeft EU een belangrijke rol, om ervoor te zorgen dat het ene land niet hopeloos achterophinkt op het andere. Dan denken we aan het zichtbaar maken van het verschil tussen ongezonde en gezonde voeding, en aan de strategie die moet zorgen voor een rookvrije generatie. 

 

(c) Een Europese Unie die bevoorradingszekerheid van geneesmiddelen organiseert 

Een nieuwe en eensgezinde Europese aanpak is nodig om de Europese bevoorradingszekerheid van geneesmiddelen te verzekeren. Ons land heeft daarvoor een strategie opgesteld én voorgesteld aan de Europese partners. Die strategie - op basis van drie pijlers - werd gesteund door 23 lidstaten. 

Een eerste pijler richt zich op de solidariteit tussen Europese landen, en voorziet een mechanisme om geneesmiddelen uit te wisselen in geval van dringende tekorten. Zo kunnen we vermijden we dat één land compleet zonder voorraad van levensreddende middelen valt terwijl er elders nog wel voorraad is. Pijler twee vraagt om de aanvoerketens van kritische geneesmiddelen in kaart te brengen. Dat wil zeggen we voor cruciale geneesmiddelen met mogelijke leveringsrisico’s nagaan waar ze exact geproduceerd worden, welke ingrediënten ervoor nodig zijn en waar die ingrediënten vandaag komen. Op die manier kunnen we veel sneller ingrijpen wanneer problemen zich stellen en kunnen we risico’s veel beter inschatten.  

De derde pijler van het Belgische voorstel is een Europese ‘Critical Medicines Act’. Die moet ervoor zorgen dat Europa de capaciteit heeft om de meest kritische geneesmiddelen ingrediënten opnieuw zelf te produceren. Dit kan bijvoorbeeld door nieuwe productieprocessen te ontwikkelen om de productie te vergroenen en de kosten te drukken. Ook kunnen we productie op Europese bodem stimuleren via ons aankoopbeleid, en bijzondere financiering voorzien voor geneesmiddelen die écht cruciaal zijn om onze gezondheidssystemen overeind te houden. De COVID-19 pandemie leerde ons dat het absoluut noodzakelijk is om die Europees te kunnen produceren, en minder afhankelijk te zijn van anderen. In voorbereiding (en in afwachting) van zo'n 'Critical Medicines Act', waarvoor de Commissie nu een studie opstart, wil ze alvast een 'Critical Medicines Alliance' smeden. Dat is goed nieuws, want anders zullen de grotere Europese landen weer eigen plannen ontwikkelen om hun buitenlandse afhankelijkheid af te bouwen. Dat moeten we absoluut vermijden, want apart zijn we te klein om het verschil te maken. Het is alleen door Europese solidariteit te organiseren dat we de bevoorrading - en dus ook de Europese veiligheid - kunnen verzekeren. 

 

Om deze vijf ambities waar te maken, moet een welvarende samenleving als de onze haar gezondheidssysteem waarderen door erin te blijven investeren én ze doelmatig te blijven hervormen. Die tandem is een absolute vereiste willen we onze gezondheidszorg niet alleen sterk houden, maar ook klaarstomen voor de toekomst.  

Met deze beleidsnota leggen we de lat hoog, maar dat zijn we ál onze zorgverleners en alle patiënten schatplichtig. Die ambities leggen we ook voor met het nodige realisme. Noch zorgverleners, noch patiënten zijn immers gebaat met veel beloftes vooraf. Het is nu onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om deze plannen de komende jaren zo concreet mogelijk waar te maken op het terrein.  

 

In bijlage vindt u de beleidsnota: Beleidsnota Gezondheid.pdf