Toespraak

Samenwerken: de sleutel in het zorglandschap van de 21e eeuw

1. INLEIDING

 

Dank Sophie voor jouw inleiding en vooral dank voor je uitnodiging en mij het openingswoord te gunnen op deze dag, met een rijkgevuld programma. Voor ik start, wil ik van deze gelegenheid eerst en vooral gebruik maken om mijn respect uit te drukken voor jullie werk van de voorbije twee jaar. In wat uiterst moeilijke omstandigheden zijn geweest hebben jullie 1 voor 1 blijk gegeven van een enorme flexibiliteit, niet-aflatende dienstbaarheid. Jullie hebben een bijzonder belangrijke rol gespeeld in de covid-crisis en daar wil ik mijn oprechte dank voor uitdrukken.  

Die niet-aflatende dienstbaarheid, dat engagement en die flexibiliteit, tonen jullie, huisartsen, vandaag opnieuw in de medische opvang van Oekraïense vluchtelingen.  

Voor de medische opvang van Oekraïense vluchtelingen ben ik ervan overtuigd dat bijkomende organisatorische en financiële inspanningen nodig zijn om de medische noden van de Oekraïense vluchtelingen snel en passend op te vangen. Domus Medica heeft een heel goed voorstel gedaan, met name de organisatie van specifieke zorgpunten in de eerste lijn waar deze mensen terecht kunnen. Wij steunen dit voorstel. En nieuws heet van de naald: we zullen met onze federale financiële instrumenten bijdragen tot de financiering van dergelijke zorgpunten, en de samenwerking met de gemeenschappen op punt stellen.  

Concreet: we werken de volgende dagen een flexibele regeling uit - om complementair aan wat de gemeenschappen al doen qua preventie de eerste medische opvang te verzorgen op zo'n centraal zorgpunt. Dan gaat het over het verzamelen van medische gegevens van de vluchtelingen, het opstarten van de eerste behandelingen, zwangerschapsbegeleiding, maar ook het wegwijs maken in ons gezondheidszorgsysteem, in orde brengen van ziekteverzekering, taalbijstand). We zetten die zorgpunten tijdelijk op, zo lang het nodig is, en dus tot zo lang die mensen kunnen georiënteerd worden in verdere en stabiele opvang en zorgverlening. Voor die zorgpunten zal ook een beroep gedaan worden op psychologische hulpverlening (trauma- en stressbehandeling) vanuit onze netwerken geestelijke gezondheidszorg.  Tot slot zullen we ook medische mobiele teams inzetten, die bijvoorbeeld van de ene opvangplaats naar de andere kunnen gaan, of wanneer die specifieke vraag komt van bijvoorbeeld een huisarts. 

 

1.1 WETENSCHAP EN SOLIDARITEIT 

Terug naar COVID. Waakzaamheid blijft geboden. COVID is nog niet voorbij en in combinatie met griep, maakt dat sommige ziekenhuizen onder druk blijven en sommige ziekenhuizen weer zorg uitstellen, maar vandaag leven we wel opnieuw in een soort 'normaal'. En dat hebben we volgens mij te danken aan 2 zaken. Wetenschap én solidariteit 

Wetenschap en solidariteit. Het zijn twee sleutelbegrippen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn sinds het begin van deze gezondheidscrisis. Maar eigenlijk is dat niks nieuws, want het is bij uitstek de hoeksteen waarop onze gezondheidszorg in ons land al decennia is gebaseerd en waar ze ons in het buitenland voor roemen. Daarvoor hadden we COVID niet nodig, maar dit virus heeft ons dat weer des te meer doen beseffen. Het samenvloeien van wetenschap en solidariteit is de grondstof van gezondheidszorg.  

In mijn beleid, maar ook in het verdere beheer van deze crisis, is het geen geheim dat ik mij altijd zal laten leiden door de wetenschap. En wetenschap, dat betekent kennis, analyse, objectieve en bewezen parameters ook om je beleid op af te stemmen. In een wereld - en meer bepaald mijn wereld, die van de politiek dus, is dat niet altijd evident. Daar spelen helaas vaak andere parameters mee, waar ik hier niet over zal uitweiden. 

Wetenschap dus, samen met dat andere kostbare goed, dat kostbare goed dat solidariteit heet. Want als we dit virus onder controle kunnen houden, zal dat ook te danken zijn aan een collectief georganiseerd zorgsysteem. Een zorgsysteem waar iedereen onvoorwaardelijk toegang toe heeft. Dan zal dat te danken zijn aan al die gezamenlijke inspanningen die we hebben samen hebben geleverd. 


 2. SAMENWERKEN IS DE TOEKOMST 

 

Uiteraard hebben ook jullie daarin een heel belangrijke solidaire rol gespeeld. Jullie stonden in de frontlinie. Maar ondanks alle miserie heeft de epidemie de veerkracht van ons systeem getoond en ook voor heel wat positiefs gezorgd.  

Deze gezondheidscrisis heeft onmiskenbaar aangetoond hoe heilzaam samenwerken is. Hoe heilzaam het is wanneer muren in en tussen ziekenhuizen, de huisarts, een testcentrum én een vaccinatiecentrum wegvallen. Als zorg en solidariteit écht bottom-up in plaats van vanuit Brussel wordt beslist.  

Want ja, dat is precies wat er is gebeurd op het terrein. Mensen in de zorg gingen op andere diensten werken, of gingen plots zaken doen die ze nooit eerder deden. Opnieuw, dat gebeurde organisch, automatisch en niet opgelegd van bovenaf. En het is dat, dat we moeten vasthouden nu.  

 

2.1 VOORTREKKERSROL 20 JAAR GELEDEN 

Beste huisartsen, ik pleit ervoor die muren niet opnieuw op te trekken. De eerste lijn in Vlaanderen speelt daar een ongelooflijke voortrekkersrol in.  

En dat is te danken aan een beweging die 20 jaar geleden is ingezet.  

20 jaar geleden stonden huisartsen er nog vaak alleen voor. Ze werkten enkel binnen de muren van hun eigen praktijk. Mensen gingen meer en meer rechtstreeks naar het ziekenhuis. Huisarts werd zo niet alleen een ondergewaardeerd beroep, maar dat was gewoon vaak ook niet doeltreffend voor de zorg van de patiënt. Noch efficiënt wat de uitgaven betreft. Bovendien was dat de slechtst mogelijke voorbereiding op de sterke groei van het aantal oudere mensen (door de vergrijzing van de samenleving) die veel meer te maken krijgen met chronische aandoeningen. 

Daar hebben we toen op ingegrepen.  

  • door te investeren in huisartspraktijken, 
  • door te zorgen voor andere betalingsvormen dan enkel per prestatie, denk bijvoorbeeld aan het globaal medische dossier of de geïntegreerde praktijkpremie of denk aan de praktijken met een forfaitaire betaling
  • door wetenschappelijke ondersteuning en de enorme vooruitgang op vlak van evidence based medicine en practice, waar de huisartsen echt een voortrekkersrol spelen 
  • door te investeren in elektronische communicatie en in samenwerkingsverbanden met andere disciplines, zoals bijvoorbeeld met apothekers.

Zo kon zich een sterkere eerstelijnsgezondheidszorg vormen, die minder gefocust is op het ‘genezen’ van per definitie niet geneesbare aandoeningen en er veel beter in slaagt om ‘goal oriented care’ te leveren op maat van wat mensen nodig hebben voor een zo goed mogelijke kwaliteit van leven. 

Vandaag zien we de positieve gevolgen van die samenwerking in praktijken en tussen praktijken. De huisartsen van de oudere generatie, die vaak een eigen praktijk hadden, gaan nu ook met pensioen, terwijl de jonge generatie precies steeds vaker voor kiest om in een groepspraktijk te werken. Om zo ook een beter evenwicht te vinden tussen werk en privéleven. De huisarts die helemaal alleen werkt in zijn eigen praktijk zal stilaan helemaal verdwijnen. En dat is een goeie evolutie.  

 
2.2 WAT IS DE UITDAGING VANDAAG? 

De uitdaging waar we vandaag voor staan, is dat we het ons niet langer kunnen veroorloven dat een huisarts helemaal op zijn - of haar - eentje verantwoordelijk is voor de zorg voor alle patiënten.  

Jullie voelen dat wellicht ongetwijfeld nu al. De werkdruk is groot, wachtlijsten nemen toe, met patiëntenstop tot gevolg vaak. Er wordt voorspeld dat straks tot 200.000 Oekraïense vluchtelingen naar ons land komen - en we hebben de verantwoordelijkheid om die mensen op te vangen - maar ook zij zullen zorg nodig hebben, of met hun ziek kind bij jullie aankloppen.   

Tel daarbij de huidige pensioengolf bij huisartsen in Vlaanderen én de piek van de vergrijzing (en dus veel meer chronische zieken) - die er nog moet aankomen - over 20 jaar wanneer jullie jullie praktijk ten volle ontwikkeld hebben - dan is de uitdaging niet min.  

We weten ook nu al dat - ondanks de inspanningen die gedaan worden en moeten gedaan worden om meer huisartsen op te leiden - we moeten inzetten op een andere praktijkorganisatie om die uitdaging tot een goed einde te brengen. 

Beste jonge huisartsen, 

Als mijn zorg (ook) is dat jullie een lange en duurzame carrière uitbouwen, met dus een gezond evenwicht tussen werk en privé, dan kunnen we die uitdaging alleen aan door: 

(1) volop in te zetten op SAMENWERKING BINNEN jullie praktijk, met mensen met andere profielen. 

En

(2) SAMENWERKING TUSSEN jullie praktijk en andere actoren in de gezondheidszorg: met een ziekenhuis, met een woonzorgcentrum, of samenwerking in de onmiddellijke omgeving: met de apotheker, of met de thuisverpleegkundige bijvoorbeeld. 

Een betere organisatie en samenwerking dus BINNEN en TUSSEN. En samenwerking en praktijkondersteuning moeten ook betekenen dat jullie ook meer tijd kunnen besteden aan waar jullie echt voor opgeleid zijn. 

Dat model - gebaseerd op die 2 pijlers - is het enige model dat die uitdaging aankan.  

 

2.3 HOE DRAAGT MIJN BELEID DAARTOE BIJ, CONCREET? 

Nu, ik spreek jullie hier misschien nogal makkelijk over samenwerking binnen en samenwerking tussen. Ik besef dat dat uiteraard sneller gezegd is dan gedaan. Sta me daarom toe om dat de volgende minuten wat concreet te maken, ook aan de hand van concrete voorbeelden.  

2.3.1 SAMENWERKING TUSSEN 

Zorgtrajecten (financieel) ondersteunen waarin samenwerking centraal staat 

Bij de opmaak van de begroting 2022 zijn we anders dan anders te werk gegaan. De actoren hebben zich gebaseerd op een nieuwe methodologie die uitgaat van gezondheidszorgdoelstellingen, van de noden van de patiënt, in plaats van het beschikbare budget te verdelen over de silo’s.  

Dit resulteerde in een transversaal budget, waarbij onder meer een kleine 50 miljoen euro is vrijgemaakt voor ‘Secundaire en tertiaire preventie onder meer door middel van zorgtrajecten, zorgpaden en geïntegreerde zorg’.  

Een mondvol. Maar het betekent dat er middelen worden voorzien om gericht te werken aan een multidisciplinaire aanpak en opvolging van onder meer mensen met obesitas, longcovid, longaandoeningen, diabetes, psychiatrische problemen of nog (kwetsbare) zwangere vrouwen.  

Werkgroepen samengesteld met verschillende zorgprofielen, versterkt met wetenschappelijke input, moeten deze trajecten nu verder invulling geven. Er wordt hen gevraagd hierbij aandacht te geven aan het hele zorgcontinuüm, gaande van preventie, vroegdetectie, behandeling en nazorg.  

En alhoewel het te creëren zorgpad naar opbouw en invulling afhankelijk zal zijn van de betrokken pathologie, zal een gezamenlijke aanpak gehanteerd worden richting een geïntegreerde zorg.  Het succes van deze oefening zal onder meer afhangen van een goede samenwerking en afstemming tussen zorgverleners, van een financieringsmodel dat hierop is afgestemd en van een actieve implicatie van de patiënt. 

Laat mij met twee voorbeelden, die mij nauw aan het hart liggen, dit meer concreet toelichten. 

Voorbeeld 1: perinatale zorg 

De eerste 1.000 dagen (van de conceptie tot ongeveer twee jaar) zijn van cruciaal belang voor de toekomstige ontwikkeling van het kind en de volwassene. Dat wordt meer en meer wetenschappelijk onderbouwd. We moeten dus onder meer zwangere vrouwen optimaal begeleiden en opvolgen.  

In België krijgt evenwel ongeveer 4% van de vrouwen niet het aanbevolen minimum aantal prenatale consultaties en heeft 3% geen contact met een zorgverlener tijdens de eerste 20 weken van de zwangerschap. Bovendien verlenen talrijke actoren uit verschillende disciplines pre- en postnatale zorg, soms samen met elkaar, vaak naast, of erger nog, tegen elkaar. We stellen een paradoxale situatie vast, met een onderconsumptie van de zorg door een deel van de bevolking en een overconsumptie door een ander deel.  

De ideale prenatale opvolging is evenwel universeel en geïntegreerd met als doelstelling alle zwangere vrouwen een optimale gezondheid en veiligheid te kunnen verzekeren. Ze zou een naadloze overgang moeten garanderen van de preconceptie tot het postpartum, van de ene zorgverlener naar de andere, en van basiszorg naar gespecialiseerde zorg.

Er is daarom 10 miljoen euro vrijgemaakt voor een multidisciplinair perinataal (perinataal en postnataal) zorgtraject voor zwangere vrouwen, met bijzondere aandacht voor kwetsbare vrouwen, conform de aanbevelingen van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. 

Ik woonde een tijd geleden een studiedag van De Bakermat in Leuven bij. Zij hebben zo’n geïntegreerd zorgpad reeds op eigen initiatief gelanceerd. En dit op een manier waarbij vroedvrouwen, huisartsen, gynaecologen maar ook Kind&Gezin en de ziekenhuizen in de buurt samenwerken. Het was hartverwarmend om te zien hoe zij op elkaars expertise steunden en bouwden. Elkaar niet zagen als concurrenten maar als stuk voor stuk noodzakelijke schakels in een stevige ketting.  

Voorbeeld 2: obesitas 

Een tweede voorbeeld dat me na aan het hart ligt, is dat van obesitas. Ik hoef jullie niet uit te leggen dat obesitas een van de pandemieën van de 21ste eeuw is. Met een immense impact, niet alleen op de gezondheid maar ook op het welbevinden en het sociaal functioneren. Ook hier moeten we vooral zorgen dat we er zo vroeg mogelijk bij zijn. Vandaar dat ik 5 miljoen euro extra heb vrijgemaakt voor een zorgtraject obesitas bij kinderen.  

Allereerst moeten we problemen veel sneller op de radar krijgen. Dat kan door een diëtist, een psycholoog of een huisarts. Als dat niet volstaat moeten kinderen in de buurt gespecialiseerde zorg kunnen krijgen. In derde instantie kunnen kinderen tijdelijk opgenomen worden voor revalidatie in één van de twee zeepreventoria die ons land telt. Ook na terugkeer uit het zeepreventorium is verdere multidisciplinaire opvolging evenwel noodzakelijk. 

Dit is geen eenvoudige opdracht. Het vereist een gedragsverandering van de patiënt, en net daarom is het zo belangrijk is dat we de kinderen en hun familie intensief begeleiden. Dat kan een huisarts niet alleen. Dat moet je doen samen met het gezin, met de school, met een diëtist, met een psycholoog, met een kinesitherapeut, waar nodig met een gespecialiseerde tweede lijn… 

Ik ben ervan overtuigd dat deze zorgtrajecten, als bouwstenen van geïntegreerde zorg, niet enkel zullen bijdragen tot een betere gezondheid en een betere ervaring van de patiënten. Maar ook tot een beter werkvoldoening van zorgverleners. Het is essentieel dat elke zorgverlener zijn competentie maximaal kan benutten, dit ook rekening houdend met de schaarste op de arbeidsmarkt en een modern manpowerbeleid. We moeten de juiste persoon op de juiste plaats inzetten; en zowel  ‘unmet needs’ als ‘overmet needs’ maximaal vermijden. 

Voorbeeld 3: hervormingsagenda geestelijke gezondheidszorg 

Een derde voorbeeld dat samenwerking in de verf zet waar ik zo op inzet, is dan weer een hele hervormingsagenda die inzet op samenwerking TUSSEN (eerste lijn), met name mijn hervorming in de geestelijke gezondheidszorg. Ik geef het voorbeeld van psychologen niet zonder reden. Zeker wanneer we tijden beleven waarin - door COVID - het mentaal welzijn van velen onder druk staat. En vaak is nog altijd de eerste tot wie mensen - die zich niet goed in hun vel voelen - zich wenden, de huisarts. Jullie dus.  

Behalve een ongeziene investering van 152 miljoen per jaar om geestelijke gezondheidszorg veel toegankelijker en betaalbaarder te maken, wordt achter de schermen door de netwerken GGZ hard gewerkt aan een nieuwe organisatiemodel, dat die samenwerking mogelijk en concreet moet maken, bovenal ook met jullie. Want naar wie bellen mensen met psychische klachten nog altijd en vaak als eerste? Jullie, huisartsen. Wie heeft een belangrijke rol om als eerste signalen op te vangen, dat er misschien achterliggende psychologische problemen schuilen bij een patiënt? Opnieuw, vaak jullie. In het jargon zijn jullie 'vindplaatsen'.  

Het is dus de absolute ambitie van mijn hervorming geestelijke gezondheidszorg om de jullie daarin concreet te ondersteunen en dus volop in te zetten op de samenwerking huisarts-psycholoog. Wanneer een patiënt met psychologische problemen bij jullie aanklopt, dan moeten jullie snel een beroep kunnen doen op een psycholoog, om jullie de nodige ondersteuning en expertise te leveren, door bijvoorbeeld snel en makkelijk samen (met jullie) een consultatie te houden. 

Nu, waar staan we vandaag met de uitrol van deze hervorming?  Zo goed als alle netwerken GGZ hebben vandaag een lokale netwerkcoördinator aangesteld, om zich te richten op de noden die er zijn én het aanbod binnen hun netwerk daarop af te stemmen. Met andere woorden: vanaf nu is er iemand verantwoordelijk die in een versneld tempo de verbinding moet leggen tussen de verschillende actoren van de eerste lijn - jullie dus in de eerste plaats - en de actoren van onze geestelijke gezondheidszorg, zijnde de klinisch psychologen en orthopedagogen. 

De uitrol is dus volop aan de gang, en veel info staat ook al op de website van het RIZIV, zoals de contactgegevens van de netwerkcoördinatoren en de eerstelijnspsychologen binnen dat netwerk. Maar er ligt nog werk op de plank om al die informatie op een toegankelijke, vlotte manier te verzorgen, zowel voor patiënten als voor jullie, professionals. Dat moet nu prioritair uitgewerkt worden. Ik heb daarom aan de FOD en de netwerk-coördinatoren gevraagd om daar spoed achter te zetten. Zodat jullie snel weten hoe en waar jullie terecht kunnen, hoe jullie dat moeten aanpakken. 

2.3.2 SAMENWERKING BINNEN 

Ervoor zorgen dat jullie zoveel mogelijk van jullie tijd kunnen besteden aan waar jullie voor opgeleid zijn, betekent ook jullie maximaal 'ontlasten' van administratie, of taken die binnen een huisartsenpraktijk ook anderen kunnen doen. Als we dat correct en voldoende flexibel doen, zal het voor jullie gemakkelijker worden om jullie praktijken uit te bouwen en de zorg op te nemen voor méér mensen, doordat taken gemakkelijker worden gedelegeerd.  

Daarom vinden we het belangrijk dat praktijken een beroep kunnen doen op praktijk-verpleegkundigen én praktijkassistenten 

  • Praktijkassistenten: zo liggen er plannen klaar om een (HBO5-)opleiding te voorzien, maar eerst moet er groen licht komen om sommige aspecten van de functie wettelijk mogelijk te maken. Behalve administratie en onthaal, moeten praktijkassistenten bijvoorbeeld ook in staat zijn om kleine handeling te doen, zoals bijvoorbeeld een oppervlakkige wonde verzorgen. Zaken waarvan je denkt - mits opleiding en supervisie - kun je dit delegeren. Met andere woorden, dat moet ook een beetje een gezondheidsberoep worden.

 

  • Praktijkverpleegkundigen: die opleiding - Verpleegkundige in Huisartspraktijk - bestaat al, zoals bijvoorbeeld hier in Antwerpen. Zij krijgen natuurlijk binnen een huisartspraktijk een veel grotere verantwoordelijkheid. Zoals bijvoorbeeld het opvolgen van diabetespatiënten en het protocol dat daarbij hoort. Dat moet ervoor zorgen dat een groot stuk zorg - dat vandaag bij jullie ligt - gedelegeerd kan worden. Voor de job van praktijkverpleegkundige, is vandaag al veel interesse, onder meer van verpleegkundigen die een nieuwe uitdaging zoeken, binnen een praktijk waar ze ook verantwoordelijkheid hebben.  

2.2.3 MET FINANCIERING DIE JULLIE DE NODIGE RUST EN ONAFHANKELIJKHEID BIEDT 

Het is dus mijn stelligste overtuiging dat we naar zulke geïntegreerde huisartspraktijken moeten evolueren. Maar jullie beroep versterken en jullie degelijk omringen, vergt ook een vorm van financiering die jullie de nodige rust en onafhankelijkheid biedt. 

Daarom moeten we nog verder weg van die 'prestatiegerichte gefinancierde zorg' (fee for service). Je behoudt uiteraard een stuk financiering per prestatie, maar de druk op jullie om per se volume te draaien, die moeten we doen dalen. En dus nog meer gaan naar een geïntegreerde gefinancierde zorg voor jullie beroep: bijvoorbeeld op basis van het aantal Globale Medische Dossiers die jullie beheren, en het pakket van zorg die jullie aanleveren via de praktijk.  

Ik ben dan ook tevreden dat het akkoord artsen-ziekenfondsen 2022-2023 niet alleen potentieel inspeelt op die samenwerking - door de versterking van de huisartspraktijk door bijvoorbeeld een praktijkverpleegkundige aan te moedigen - die ik zo vooropstel, maar waarin ook belangrijke kapstokken zitten voor de huisartsen.  

Zo wenst de commissie vanaf 2023 een meerjarig traject uit te voeren met betrekking tot de herwaardering van de verstrekkingen bij rechtstreekse patiëntencontacten. Tevens zal een voorstel worden uitgewerkt met het oog op het optimaal gebruik van het GMD, de versterking van de huisartsenpraktijk en de financiering ervan.  

Vanzelfsprekend is dit een materie voor overleg, maar de logica van wat ik hier uiteenzet is naar mijn mening dat voor de huisartsgeneeskunde niet zozeer de herwaardering bij rechtstreekse patiëntencontacten prioritair is, maar het inzetten op de versterking van de huisartsenpraktijk via GMD en financiering een absolute noodzaak, die parallel moet lopen met de hervormingen in het ziekenhuisbeleid. 

Tegenover die versterking via de financiering staan uiteraard een aantal verplichtingen. Om bijvoorbeeld beschikbaar te zijn als een patiënt belt, mailt, of een teleconsultatie vraagt. Om tijd uit te trekken voor overleg of voor een analyse van de uitkomsten van je zorg bij bijvoorbeeld je patiënten met chronische aandoeningen. Of om samen met een klinisch psycholoog een gestructureerd gesprek te hebben met je patiënt met steeds weerkerende vage klachten.  Ook dat is de toekomst. Dat gesprek moeten we nu durven aan te gaan. En de vraag: “Hoe kunnen we nu best die innovatieve ingrepen die inzetten op samenwerking of teleconsultaties (die een hoge vlucht namen tijdens de pandemie) in de financiering regelen?” Want die krijg je gewoon ook niet meer behoorlijk geregeld in een betaling per prestatie, en dus nog een extra reden om daarvan af te stappen of tot een minimum te beperken.   

Op de agenda van het Verzekeringscomité, op maandag 28/3, staat een belangrijk GMD-dossier: De uitbreiding van de doelgroep patiënten met chronische aandoening waarvoor huisartsen een verhoogd GMD van 55 euro krijgen. De doelgroep wordt verruimd van 45 tot 75 naar 30 tot 85 jaar, retro-actief vanaf 1 januari 2022. Meer in detail: Een huisarts zal voor meer patiënten met het statuut chronische aandoening een verhoogde tegemoetkoming krijgen voor zijn GMD, met name 55 euro in plaats van 32 euro. Vandaag was die verhoogde tegemoetkoming beperkt voor chronische patiënten in de leeftijdsgroep 45 tot 75 jaar. Dit wordt uitgebreid tot de leeftijdsgroep 30 tot 85 jaar, retro-actief vanaf 1 januari 2022. Op basis van de steekproef uit 2019 werd berekend dat de uitbreiding tot de leeftijdsklasse 30-85 jaar ongeveer 327.522 extra gevallen omvat.  Het gaat om de uitvoering van een maatregel uit het akkoord van 2021. Er hangt een prijskaartje van 8,8 miljoen euro aan, te financieren met 3 goedgekeurde besparingsmaatregelen (bij de artsen-specialisten (dialyse, een vermindering van een ereloon voor cardiotocografie voor de geboorte (gynaecologen) en voorts schrappen van 3 verstrekkingen). 

Wat de teleconsultaties betreft, kan ik jullie alvast zeggen dat ik eerstdaags de conceptnota verwacht van een werkgroep, onder leiding van professor Ann Van den Bruel en Jean-Luc Belche (FR). Ik heb beiden –met input van artsen, ziekenfondsen en de wetenschappelijke wereld- gevraagd een rapport op te maken over hoe om te gaan met teleconsultaties in een hedendaagse huisartsenpraktijk. Ik ben zeer benieuwd naar hun bevindingen, analyse, evaluatie en aanbevelingen. Ik hoop dat de werkzaamheden van de werkgroep de aanzet geven om in een volgende fase een uitgebreidere oefening te maken over de toekomst van de huisartsgeneeskundige zorg, en over het aangewezen organisatie- en financieringsmodel, met inbegrip van het inschakelen van meer ondersteuning. Dat allemaal om ruimte te creëren voor de vernieuwing van de huisartspraktijk op korte termijn, en mét een breed draagvlak. Zonder die input van jullie, van onderuit dus, ga ik niet aan de slag. Om de simpele reden dat jullie stem primordiaal is. Om de simpele reden dat het om jullie, en jullie toekomst gaat. Laat ons durven daarover na te denken. En laten we dat vooral samen doen.  

 

3. Slot 

 

Beste huisartsen, 

Ik ga hier afronden, want Sophie heeft al aangegeven dat jullie nog een boeiende en leerrijke dag wacht. Ikzelf heb ook een boeiend weekend voor de boeg, maar dan met het begrotingsconclaaf van de regering. Maar toch zou ik willen afsluiten met wat de rode draad is van mijn tussenkomst vandaag: samenwerking.  

De covid pandemie luwt nu (gelukkig), maar de aanpak van die andere “epidemie” die op ons afkomt, met name de toename aan chronische aandoeningen bij een verouderende bevolking dwingt ons - en met ons bedoel ik ook het beleid - om onze zorg anders aan te pakken. Met andere zorgvormen waarbij intense samenwerking centraal staat. In de eerste lijn, maar ook tussen ziekenhuizen en de eerste lijn - en dan de huisarts in het bijzonder. 

En wat onze ziekenhuizen betreft, heeft de crisis aangetoond dat daar grondige hervormingen nodig zijn, zowel in de organisatie als in de financiering. Die hervormingen moeten niet alleen de klemtoon leggen op kwaliteit, maar ook op samenwerking. Doorgedreven samenwerking tussen ziekenhuizen onderling, samenwerking tussen ziekenhuizen en woonzorgcentra, én samenwerking met jullie, huisartsen. Dat was vaak erg belangrijk tijdens deze crisis, en moet nu verankerd worden. Daarom heb ik, in de context van de ziekenhuishervorming, gevraagd dat de ziekenhuizen tegen het einde van 2022 zorgvuldig in kaart brengen hoe zij de samenwerking zien met de andere actoren in de gezondheidszorg. 

Beste jonge huisartsen, het mag duidelijk zijn: jullie spelen in dat samenwerkingsmodel van de toekomst een cruciale rol. Want wie ziek is, zich niet goed voelt, zorg nodig heeft op welke manier dan ook, zal altijd eerst naar zijn of haar huisarts bellen. Precies daarom zet ik die samenwerking zo hard in de verf: samenwerken is de sleutel in het zorglandschap van de 21e eeuw.  

Ik wens jullie behalve heel veel energie en goesting tijdens jullie nog lange en ongetwijfeld rijkgevulde carrière, vooral ook heel veel succes en werkplezier. Ik dank jullie.