Correcte organisatie van gespecialiseerde centra voor beroertezorg krijgt groen licht
Vandaag heeft de regering het licht op groen gezet voor een correcte organisatie van gespecialiseerde centra voor beroertezorg. Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, lost zo een dossier op dat al jaren geblokkeerd was. "De vorige jaren zijn al stappen gezet om het concept ‘nabije zorg waar mogelijk, concentratie van gespecialiseerde zorg waar nodig' vorm te geven. Die weg zetten we nu verder in voor de organisatie van onze beroertezorg. Door de expertise en middelen te bundelen én tegelijk maximaal rekening te houden met het nabijheidscriterium, kunnen we de beste zorg garanderen voor mensen die slachtoffer zijn van een herseninfarct", zegt Vandenbroucke. Deze hervorming van Vandenbroucke - waarvoor nauw werd samengewerkt met de 'Belgian Stroke Council' - kon eerder op al positief advies rekenen van de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen.
Jaarlijks worden meer dan 20.000 personen in België door een beroerte getroffen. Tot 60% van de personen met een acute beroerte overlijdt binnen het jaar of blijft zorgafhankelijk. De kans op een goede uitkomst voor een patiënt wordt in eerste instantie bepaald door de snelle toegang tot een acute (intraveneuze) beroertebehandeling. Sommige patiënten moeten evenwel een mechanische verwijdering (trombectomie) van de klonter in de betrokken hersenslagader ondergaan. Dat is een zeer gespecialiseerde invasieve behandeling waar concentratie van expertise loont. Dit is wetenschappelijk intussen afdoende bewezen.
Dat ziekenhuizen proberen de beste te zijn, is uiteraard een nobel streven. Maar dat dit ertoe leidt dat alle ziekenhuizen alles willen doen, met als gevolg dat we middelen maar ook expertise verspillen, is nefast voor de zorg. De vorige jaren zijn al stappen gezet om de samenwerking tussen ziekenhuizen te versterken. Zo was het doel naburige ziekenhuizen te verenigen in lokale netwerken om kosten te besparen, investeringen te delen, en taakverdeling op basis van expertise te bevorderen. Ook voor gespecialiseerde beroertezorg is deze concentratie van expertise lonend.
Om de obstakels uit de weg te ruimen die momenteel een correcte organisatie van de beroertezorg in België verhinderen, is het belangrijk om het zorgprogramma 'beroertezorg' uit te bouwen, zoals voorzien in het KB van 19 april 2014. De normen waaraan een 'gespecialiseerd centrum voor acute beroertezorg met invasieve procedures' (zoals trombectomie voor de behandeling van een herseninfarct) moet voldoen, moeten dan ook dringend worden vastgelegd, precies omdat ze zo'n bijzondere expertise vergen. Het bepalen van deze normen is een federale bevoegdheid; de concrete erkenning van de centra die aan de normen voldoen, is een bevoegdheid van de deelstaten.
Dossier geblokkeerd, en dat ten koste van kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt
Tijdens de vorige legislatuur werd besloten om het aantal van deze zogenoemde 'S2-centra' (voluit: gespecialiseerd zorgprogramma acute beroertezorg met invasieve procedures) te beperken tot maximaal 15 voor het hele Belgische grondgebied. Op die manier garandeert men dat de expertise van het hele beroertezorgteam geconcentreerd wordt, met betere uitkomsten tot gevolg.
Later werd - samen met de gemeenschappen - bepaald hoe dat maximum van 15 centra zou verdeeld worden met het oog op een correcte geografische spreiding over het hele land (7 in Vlaanderen - 3 in Brussel - 5 in Wallonië). Echter, tegen die beslissing gingen enkele ziekenhuizen in beroep bij de Raad van State. Vandaag deed de Raad van State nog geen uitspraak. Het gevolg? Het dossier bleef geblokkeerd, en dat ten koste van kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt. Te veel ziekenhuizen voeren nu deze hooggespecialiseerde invasieve ingrepen uit, waardoor de expertise versnipperd wordt met kwaliteitsverlies tot gevolg.
Oplossing: twee nieuwe parameters ingegeven door de volksgezondheid
Om de beste en kwaliteitsvolle beroertezorg te garanderen - en het dossier dus te deblokkeren - stelde minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, voor om af te stappen van een benadering die gebaseerd is op 'aantallen per Gewest'. In plaats van deze nogal starre, louter cijfermatige aanpak, wordt nu in de eerste plaats vertrokken van strenge kwaliteitseisen.
Die kwaliteitseisen vertalen de idee 'nabije zorg waar mogelijk, gespecialiseerde zorg waar nodig'. Er is wel een plafond op het aantal erkenningen als S2-centrum (15), maar dat cijfer is niet het uitgangspunt. Het is niet zo dat er per se 15 centra moeten zijn in ons land. Expertise en dus kwaliteit primeert, wat niet wegneemt dat - om een zo homogeen mogelijke dekking van ons grondgebied te hebben - het goed zou zijn dat in totaal 15 centra zich deze expertise eigen maken.
De parameters die we hanteren, zijn ingegeven door de volksgezondheid: (1) de activiteitsgraad - en dus de zekerheid op gespecialiseerde expertise - en (2) een correcte geografische spreiding van interventionele beroertezorg over het hele land zodat de toegankelijkheid voor elke patiënt gevrijwaard wordt. Of die patiënt nu in de Kempen, Brussel, in Namen of aan de Kust woont.
Om doelstelling (1) te bereiken, wordt een minimale activiteitsgraad vastgelegd waar een centrum aan moet voldoen om erkend te worden: minimaal 50 trombectomiën als jaarlijks gemiddelde en dat over een periode van 3 jaar. Om doelstelling (2) te bereiken worden een minimaal afstandscriterium ingevoerd tussen 2 centra: 25 kilometer in vogelvlucht, tenzij de betrokken ziekenhuizen behoren tot de bevoegdheid van verschillende erkende overheden. Deze uitzondering is ingegeven omdat een patiënt altijd in zijn of haar eigen taal moet verzorgd kunnen worden. In een Gewest met meer dan 7.000 inwoners per km2 - Brussel met name - is de minimale afstand vastgelegd op 8 km in vogelvlucht, ongeacht welke overheid bevoegd is voor de erkenning van de centra.
Om een correcte geografische spreiding te verzekeren - zolang het maximum van 15 centra in ons land niet is bereikt - is bepaald dat in gebieden waar nog geen centrum is voorzien, een nieuw opstartend centrum pas na 3 jaar aan de minimale activiteitsgraad van 50 trombectomiën per jaar moet voldoen. Voor centra die vandaag afzonderlijk dat aantal van 50 niet halen, maar dat aantal wel halen omdat ze al nauw samenwerken met een tweede centrum, komt er een overgangsfase van 2 jaar. Op die manier krijgen ze de tijd om zich te herorganiseren op 1 vestigingsplaats.
Nauwe samenwerking met Belgian Stroke Council en positief advies van de FRZV
Tot slot nog dit: om tot dit voorstel te komen, werkte Frank Vandenbroucke nauw samen met de 'Belgian Stroke Council'. Ook won de minister het advies in van de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (FRZV). Dat advies - daterende van 12 mei - was positief. Vandaag keurde de ministerraad het KB die deze criteria en regels vastlegt goed. De toewijzing en de erkenning van de centra - op basis van die criteria en regels - gebeurt evenwel door de deelstaten.