Persbericht

Conventie geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn helpt mensen en betekent een fundamentele hervorming

De hervorming in de benadering, de organisatie en de financiering van onze geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn, die minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke nu 2 jaar terug op de rails zette, en sinds 1 januari 2022 in werking is op het terrein, werpt haar vruchten af. Dat blijkt uit een onafhankelijk rapport van professor Ronny Bruffaerts (KULeuven) en professor Fabienne Glowacz (ULiège). "Dit wetenschappelijk rapport toont aan dat deze nieuwe aanpak niet alleen noodzakelijk was om laagdrempelige, toegankelijke en betaalbare psychologische zorg te organiseren, maar ook dat de beoogde systeemwijziging in gang is gezet, en de trein dus vertrokken is", zegt Vandenbroucke. "Dit is dus een mooie stap vooruit, maar we zijn er nog niet. Want wat dit rapport ook duidelijk maakt, is dat we onze inspanningen nu vooral moeten versterken de volgende jaren om deze hervorming duurzaam te verankeren in ons zorglandschap."

  1. Een cultuuromslag

De hervorming die minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, nu 2 jaar geleden in onze geestelijke gezondheidszorg op de rails zette, was niet alleen een ongeziene financiële investering (165 miljoen euro per jaar); niet alleen een verhaal van toegankelijk en betaalbaar maken; maar veel fundamenteler moest deze hervorming een échte systeemwijziging tot stand brengen, zowel in de benadering als in de aanpak van onze geestelijke gezondheidszorg. Het doel van deze hervorming was dus niet zozeer om elke Belg voor 11 euro naar de psycholoog te sturen, maar daarentegen maximale mentale gezondheid te creëren én kwaliteitsvolle geestelijke gezondheidszorg te waarborgen: nabij, toegankelijk én laagdrempelig.  

Zo'n systeemwijziging - die het vroegere systeem, hoofdzakelijk gebaseerd op duurdere en hooggespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, deed kantelen én vooral aanvulde - kon enkel voet aan de grond krijgen met een innovatief zorgmodel, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. Een innovatief zorgmodel dat (1) geestelijke gezondheidszorg laagdrempelig - zonder voorschrift en mét beperkte remgelden - én vlot toegankelijk maakte, dicht bij waar mensen komen en vertoeven. Met andere woorden, ingebed in de leefomgeving - of de zogenoemde vindplaatsen - van kinderen, jongeren én volwassenen. Een innovatief zorgmodel dat (2) ook een nieuwe en logische samenwerking mogelijk maakte tussen én binnen alle zorgniveaus, maar ook en vooral inzette op vlotte samenwerking met actoren buiten onze geestelijke gezondheidzorg. Denk aan huisartsen, scholen, jongerenorganisaties of het OCMW. Om zo een zorgzame samenleving tot stand te brengen, waarin het als het ware vanzelfsprekend wordt om te praten over mentaal (on)welzijn, of dat je als leerkracht of huisarts snel onrustwekkende signalen bij iemand oppikt, daarop meteen inspeelt en zelf de juiste steun biedt of indien nodig naar de juiste hulp leidt, vooraleer problemen dreigen te ontsporen.    

 

  1. Een nieuwe organisatiestructuur

Om die systeemwijziging in de praktijk om te zetten, was een gloednieuwe organisatiestructuur nodig. Die nieuwe organisatiestructuur kreeg vorm op basis van een nieuwe Eerstelijnspsychologische Zorg-conventie (ELP-conventie), tot stand gekomen in nauw overleg met alle belanghebbenden van onze geestelijke gezondheidszorg. Eind juli 2021 werd die nieuwe conventie bekrachtigd door de leden van het Verzekeringscomité van het RIZIV en sinds 1 september 2021 konden de verschillende netwerken geestelijke gezondheidszorg - 32 in totaal - die een regio bestrijken de nieuwe conventie ondertekenen. Sinds 1 januari 2022 werd die nieuwe conventie ook van kracht in de praktijk.  

Het zijn precies de netwerken geestelijke gezondheidszorg die de lokale samenwerking tussen verschillende actoren binnen en buiten de geestelijke gezondheidszorg (moesten) organiseren. Dat betekende dat ze in de eerste plaats ontmoetingsplaatsen of « vindplaatsen » (moesten) identificeren, waardoor ze makkelijker en sneller in contact komen met de doelgroep: een vindplaats kan een school zijn, een jeugdadviescentrum, maar ook een OCMW, een huisartsenpraktijk of een apotheker. Deze vindplaatsen zijn belangrijk om sneller noden te detecteren, zelf hulp en steun te bieden, maar ook - bijvoorbeeld in het geval van een apotheker - om te informeren, dan wel als meldpunt te opereren en naar de juiste hulp toe te leiden. Dat is dus echt een lokale invulling die verschilt van stad tot platteland, en van regio tot regio. 

Op basis van die (specifieke) noden en zorgvraag trok elk netwerk voor geestelijke gezondheidszorg daarna klinisch psychologen en orthopedagogen aan. Op basis van de facturatie van de maand mei 2023 hadden 2.816 individuele klinische psychologen en orthopedagogen bij de netwerken ingetekend en zijn die dus - op hun beurt - 'geconventioneerd', goed voor 36.700 uren per week. Dat betekent dat hun behandelingen of sessies worden uitgevoerd tegen het overeengekomen tarief, zodat die vervolgens kunnen worden terugbetaald door het RIZIV.  Elk netwerk heeft een website waarop hun namen, telefoonnummers en emailadressen staan.  

 

  1. Laagdrempelig, toegankelijk en betaalbaar

Praten over mentaal (on)welzijn vanzelfsprekend maken, veel sneller onrustwekkende signalen detecteren bij 'kwetsbare doelgroepen', daarop inspelen door zorg zo dicht mogelijk aan te bieden, geconventioneerde psychologen en orthopedagogen buiten de muren van hun praktijk aan het werk zetten om zo langdurige psychologische problemen te vermijden: dat is wat deze hervorming moest doen.  

De term 'kwetsbaar' heeft daarbij een brede invulling. Zo kan je kind het thuis heel goed hebben, maar op school gedurende lange tijd gepest worden. Dan is je kind kwetsbaar en moeten we er vroeg bij zijn om te steunen, te helpen. Even goed kan dat iemand zijn die haar of zijn partner plots verliest en op wie - naast financiële problemen - de eenzaamheid héél zwaar doorweegt. Ook die persoon is dan 'kwetsbaar'. Samenwerken met scholen en leerkrachten in het eerste voorbeeld, samenwerken met onder meer het OCMW in het tweede. Dat is wat we moesten organiseren voor problemen onoverkomelijk dreigen te worden, of erger nog ontsporen.   

Maar om die nodige ondersteuning of hulp mogelijk te maken, moet je ook de financiële drempels zo laag mogelijk houden. Voor psychologische zorg in de eerste lijn is de eerste individuele sessie gratis. Het aantal terugbetaalde sessies over een periode van 12 maanden hangt af van het type zorg, het type netwerk (afhankelijk van de leeftijd) en de aard van de sessie (groep of individueel). De ziekteverzekering neemt het grootste deel van de prijs per sessie voor zich, en doet dat onmiddellijk via het systeem van de derdebetaler. Je hoeft dus niets voor te schieten. De geconventioneerde klinisch psycholoog of orthopedagoog verdient in dit systeem 75 euro per sessie, wat gemiddeld 10 à 15 euro meer is dan voorheen.  

En wat betaalt de patiënt dan zelf?  

=> "werken op veerkracht"  (ELP, Eerstelijnspsychologische Zorg)

  • de eerste sessie is gratis. 
  • bij volgende sessies is de eigen bijdrage 11 euro/uur. Bij verhoogde tegemoetkoming is de bijdrage 4 euro/uur. Bij groepssessies is de eigen bijdrage 2,5 euro/uur. 
  • volwassenen hebben recht op maximaal 8 individuele sessies of 5 groepssessies per periode van 12 maanden.  
  • kinderen en jongvolwassenen (-23 jaar) hebben recht op maximaal 10 individuele sessies of 8 groepssessies per periode van 12 maanden. 

=> "meer gespecialiseerde psychologische zorg"  (GPZ, Gespecialiseerde Psychologische Zorg)

  • de gespecialiseerde psychologische zorg kan alleen na doorverwijzing en op basis van een functioneel bilan opgemaakt door een klinisch psycholoog/orthopedagoog en een arts. 
  • ook bij deze sessies is de eigen bijdrage 11 euro/uur. Bij verhoogde tegemoetkoming bedraagt de eigen bijdrage 4 euro/uur. Bij groepssessies is de eigen bijdrage 2,5 euro/uur. 
  • volwassenen hebben recht op gemiddeld 8 individuele sessies (maximaal 20) of maximaal 12 groepssessies per periode van 12 maanden.   
  • kinderen, jongeren en jongvolwassenen (-23 jaar) hebben recht op gemiddeld 10 individuele sessies (maximaal 20) of maximaal 15 groepssessies.  

* zowel de ELP als de GPZ maken deel uit van de nieuwe ELP-conventie

 

  1. Dankzij een ongeziene investering

Voor psychologische zorg in de eerste lijn was een budget beschikbaar van 42,8 miljoen euro, dat maar zeer beperkt werd gebruikt. Sinds 1 januari 2022 - en dus de start van deze nieuwe conventie op het terrein - werd dit budget verhoogd met 122,2 miljoen euro. Dat maakt een investering van in totaal 165 miljoen euro per jaar, ofwel een viervoud van het aanvankelijke budget. Een derde daarvan gaat specifiek naar kinderen, jongeren en adolescenten.  

Tot daar wat betreft de investeringen voor deze specifieke hervorming (en dus de ELP-conventie), maar sinds het begin van deze legislatuur investeerde minister Frank Vandenbroucke nog veel meer en dat in alle geledingen van onze geestelijke gezondheidszorg. In totaal gaat het om een extra investering in onze geestelijke gezondheidszorg van 330 miljoen euro per jaar (rekening houdend met een besteed budget van 10,4 miljoen euro van de oude ELP-conventie dat niet in de 330 miljoen euro wordt meegeteld).  

 

  1. Onafhankelijk wetenschappelijk rapport bevestigt noodzaak én succes van systeemwijziging 

In opdracht van minister Frank Vandenbroucke deden professor Ronny Bruffaerts (Master in de Psychologie, Hoogleraar Psychiatrie KULeuven en Hoofd Centrum voor Maatschappelijke Geestelijke Gezondheidszorg KULeuven) en professor Fabienne Glowacz (ULiège - directeur onderzoekscentrum ARCh en Klinische Psychologie) onderzoek naar de impact van de hervorming - en dus de nieuwe conventie - op het terrein. Met andere woorden vroeg Vandenbroucke aan de twee professoren of zijn hervorming vandaag beantwoordt aan de beoogde systeemwijziging, met name (1) psychologische zorg laagdrempeliger én toegankelijker maken en dus organiseren daar waar mensen komen en (2) of de geconventioneerde psycholoog/orthopedagoog zijn of haar plaats vindt in deze hervorming en dus vlot samenwerkt tussen én binnen alle zorgniveaus, maar ook en vooral vlot samenwerkt met actoren buiten onze geestelijke gezondheidszorg.  

Om de eerste vraag te beantwoorden, concentreerde professor Bruffaerts zich in zijn onderzoek op het profiel van de patiënt die vandaag zijn of haar weg vindt naar de eerstelijnspsychologsche zorg, terwijl professor Glowacz zich toespitste op de 'nieuwe' plaats van de geconventioneerde psycholoog/orthopedagoog om de tweede vraag te beantwoorden. In hun rapport formuleren beide professoren een reeks aanbevelingen - werkpunten zeg maar - op niveau van de hulpverlening, op niveau van de netwerken, en tot slot op beleidsniveau.   

Het onafhankelijke en wetenschappelijke rapport van Bruffaerts en Glowacz, het zogenoemde EPCAP1-rapport, toont aan dat de eerste basis voor een fundamentele systeemwijziging wel degelijk is gelegd. Deze nieuwe conventie bereikt een hele heterogene groep waarvoor de drempel voor psychologische zorg verlaagd is en mensen minder lang wachten vooraleer ze een zorgvraag stellen. Zo heeft 1 op de 3 patiënten psychische problemen die nog geen stoornis zijn of hebben ze een stoornis die pas het laatste jaar is ontstaan. Bovendien verhoogt het vindplaatsgericht werken de toegankelijkheid tot zorg, zeker voor soms moeilijk bereikbare en kwetsbare doelgroepen. De conventie is tot slot een 'wachtverzachter' voor 1 op 4 patiënten, die eigenlijk nood hebben aan andere, meer gespecialiseerde ambulante of residentiële zorg. 

Ook de noodzakelijke mindshift bij geconventioneerde psychologen en orthopedagogen is ingezet. Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat ze de samenwerking met andere actoren in de eerste lijn als belangrijk en heel waardevol ervaren, maar meteen geven ze ook aan dat er nog noden zijn. Zo staan geconventioneerde psychologen en orthopedagogen open voor groepsinterventies, maar zijn ze er nog vaak onvoldoende vertrouwd mee. Ook het werken op vindplaatsen is nog onvoldoende aangeboord, vinden ze, en geven ze aan nood te hebben aan opleiding en vorming daarrond. Kortom, anno 2023 staat de geconventioneerde psychologen/orthopedagoog, mits een aantal voorwaarden, erg open om de shift te maken naar werken in de eerste lijn en op andere vindplaatsen dan enkel en alleen binnen de 4 muren van zijn of haar kabinet.  

Een samenvatting van het EPCAP-rapport (Nederlands en Frans) van Bruffaerts en Glowacz vindt in u in bijlage, net als het volledige rapport (voor professor Bruffaerts' gedeelte in het Nederlands, voor het gedeelte van professor Glowacz in het Frans).

  1. Reacties professoren Bruffaerts en Glowacz, én minister Frank Vandenbroucke 

Professor Bruffaerts: "De wetenschappelijke gegevens tonen duidelijk aan dat, met bijna 150.000 behandelde patiënten op jaarbasis, het kader van geconventioneerde psychologische zorg in de eerste lijn maatschappelijk gevalideerd wordt: er is een progressief stijgende instroom van patiënten die nog nooit eerder in behandeling zijn geweest. We zien bovendien dat patiënten minder lang hun zoektocht naar zorg uitstellen: personen met psychische problemen/psychische stoornissen komen dus opmerkelijk sneller in de zorg. Samengevat: de toeleiding van de patiënt tot de zorg gebeurt dus vlotter en sneller. De gegevens tonen ook klinische validiteit: na een periode van gemiddeld 4 jaar van psychische problemen of psychische stoornissen dalen na gemiddeld 6 sessies de psychische klachten en stijgt de dagelijkse kwaliteit van leven en veerkracht van behandelde patiënten, en dit tot minstens 6 maanden na de start van de behandeling."

Professor Glowacz: "De geconventioneerde psycholoog/orthopedagoog heeft vertrouwen in de werking van de conventie en ervaart deze nieuwe aanpak - en dus de samenwerking zowel in de eerste lijn als op vindplaatsen - als waardevol. Velen van hen hebben uiteraard nog vragen en is er nood aan opleiding en vorming, rond bijvoorbeeld groepsinterventies.  Wat ook opvalt, is dat we nog een weg af te leggen hebben voor wat de inbedding in hun netwerk betreft. Zo heeft maar de helft op regelmatige basis contact met het netwerk. De netwerkcoördinatoren hebben daar dus een belangrijke opdracht, en dat betekent vooral ook dat de netwerken verder moeten ondersteund worden."

Frank Vandenbroucke: "Dit onafhankelijke rapport van professoren Bruffaerts en Glowacz toont aan dat deze hervorming écht noodzakelijk was. Het doel van deze hervorming was met een totaal nieuwe aanpak laagdrempelige, toegankelijke en betaalbare psychologische zorg te organiseren. De noodzakelijke verandering in onze geestelijke gezondheidszorg, met name van een ziekteverzekering gebaseerd op ziekte naar een ziekteverzekering gebaseerd op gezondheid, zit dus op de rails. Dat is een mooie stap vooruit, maar geen reden om stil te staan. Integendeel. Deze hervormingstrein moet in volle vaart kunnen voortrijden nu. Want wat dit rapport ook duidelijk maakt, is dat we onze inspanningen nu vooral moeten versterken - en er nog werkpunten zijn - om die systeemwijziging de volgende jaren duurzaam te verankeren in ons zorglandschap."

 

  1. De volgende de stap is verbeteren én versterken om duurzaam te verankeren

De evolutie is ingezet en is volop aan de gang, maar we zijn er dus nog niet. De huidige conventie loopt ook af eind dit jaar. Daarom heeft het Begeleidingscomité (comité met alle stakeholders - én de deelstaten - dat een mandaat kreeg van het Verzekeringscomité van het RIZIV om zorg te dragen voor de goede uitrol, evaluatie en de verdere evolutie van deze conventie) gisteren een planning gemaakt van de agenda voor het najaar, zodat deze conventie kan verlengd worden voor minstens 2024 en 2025. 

Zo is het belangrijk dat er een goed en eenduidig begrip is van de vernieuwende concepten zoals groepsinterventies en vindplaatsgericht werken, en dat de innovatieve praktijken van de ELP-conventie verder ontwikkeld worden.  

Vandaar dat de minister aan het Begeleidingscomité vraagt om tegen 1/1/2024: 

  • Een strategie te ontwikkelen om de toegankelijkheid van psychologische zorg voor bepaalde doelgroepen te verhogen door integratie van de door de deelstaten ontwikkelde online interventies en zelfhulp in de ELP-conventie, hefbomen te vinden voor de organisatie van meer groepsinterventies op vindplaatsen en het uitwerken van interventies die het mogelijk maken om te werken met kinderen en jongeren en hun leefomgeving. 
  • Een strategie te ontwikkelen die over alle netwerken heen, kwaliteitsgaranties inbouwt en een breed gebruik mogelijk maakt van opleiding, vorming en tools ter ondersteuning van de dagelijkse praktijk van de klinisch psycholoog/orthopedagoog en ter ondersteuning van de samenwerking in het netwerk met de patiënt, zijn leefomgeving, de vindplaatsen en andere actoren in het netwerk. Zo wordt bijvoorbeeld in de aanbevelingen verwezen naar het aanbieden van een vragenlijst - ingevuld door de patiënt - die de klinisch psychologen/orthopedagogen helpt in een betere indicatiestelling (patiënt richting ELP of richting GPZ) en opvolging van het zorgtraject.
  • Een strategie te ontwikkelen om de netwerken meer en beter te ondersteunen in het gebruik van de 'populatiemanagementtool' om de zorgnoden en het zorggebruik van hun regio in kaart te brengen en op basis daarvan de budgettaire middelen van de ELP-conventie vanaf 2024 efficiënt en doelmatig in te zetten.

 

Bijlagen:

Samenvatting van het EPCAP rapport: SAMENVATTING_RAPPORT_NL.pdf
Volledig EPCAP rapport (voor professor Bruffaerts' gedeelte in het Nederlands, voor het gedeelte van professor Glowacz in het Frans): EPCAP EINDVERSLAG FINAL 5 JULI 2023_OK-gecomprimeerd.pdf