Communiqué de presse

Federale ministerraad keurt artsenquota voor 2029 goed

De ministerraad heeft vandaag op voorstel van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke de artsenquota voor het jaar 2029 goedgekeurd. De federale quota voor zowel Vlaanderen als Wallonië worden voor het tweede opeenvolgende jaar aanzienlijk verhoogd. “Het verhogen van het quotum voor 2029 was meer dan nodig”, zo zegt minister Frank Vandenbroucke. “Het is voor iedereen in dit land belangrijk, zowel voor de patiënten als voor de artsen, dat we voldoende artsen opleiden.”

De federale regering keurde vandaag de artsenquota goed voor het jaar 2029. Het quotum wordt aanzienlijk verhoogd, rekening houdend met de evoluerende behoeften van zowel de bevolking als de zorgverleners, waardoor in 2029 2173 artsen kunnen afstuderen. Voor de Vlaamse gemeenschap komt het quotum op 1244, voor de Franstalige gemeenschap op 929. In Wallonië zal ook voor het eerst een vergelijkend examen georganiseerd worden, waarmee de Franstalige gemeenschap het akkoord uitvoert dat ze vorig jaar met minister Vandenbroucke gesloten heeft. Dit akkoord biedt alle geneeskundestudenten in dit land de zekerheid dat ze mits ze afstuderen, een RIZIV-nummer krijgen.

Hoe worden de cijfers bepaald?

De regering baseerde zich voor deze beslissing op het advies van de federale planningscommissie en op de mogelijkheden die de wetgeving biedt om daarop voort te bouwen. De planningscommissie adviseerde voor Vlaanderen het cijfer 1.144 en voor de Franstalige Gemeenschap 929.  

Wat het Franstalige quotum betreft, bevestigt minister Vandenbroucke het advies van de planningscommissie, dat een forse toename voorziet ten opzichte van 2028. Aan Vlaamse kant heeft minister Vandenbroucke echter beslist om de door de planningscommissie geadviseerde quota van 2029 voor de Vlaamse Gemeenschap te verhogen met 100 artsen om het historisch opgebouwde tekort aan arts-kandidaten in de Vlaamse Gemeenschap sneller af te bouwen.

Dit betekent dat in 2029 in de Vlaamse Gemeenschap 1244 opgeleide artsen zich kunnen specialiseren tot huisarts of een andere specialisatie. Hiervoor voert de minister artikel 92/1, § 2 uit van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, uit. Dit artikel laat een versnelde afbouw van historisch tekort toe.  

Minister Vandenbroucke houdt met deze beslissing rekening met de huidige toestand op het terrein zowel m.b.t. het artsenaanbod (bv. patiëntenstops bij huisartsen, verminderde gewenste activiteitsgraad van artsen,…) als de behoeften van de bevolking.

“Het is voor iedereen in dit land, zowel voor patiënten als voor artsen, belangrijk dat we voldoende artsen opleiden, en dit zo verfijnd mogelijk afgestemd op evoluerende zorg- en werkbehoeften. We hebben daarom met de federale regering gekozen om de quota, voor het tweede jaar op rij, gevoelig te verhogen”, aldus minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke. “Deze beslissing is meer dan nodig. Artsen worden ouder en willen meer evenwicht tussen hun werk en privé-leven. We leven met zijn allen ook langer en daar staan ook meer chronische aandoeningen tegenover. Het is dan ook in het belang van de volksgezondheid, de patiënten en de artsen dat we oplopende wachttijden, of zelfs patiëntenstops, een halt toeroepen.”

Hoeveel studenten kunnen starten?

Het federale quotum bepaalt hoeveel artsen na een zesjarige basisopleiding mogen starten aan hun specialisatie-opleiding tot huisarts of arts-specialist. Vandaar dat het quotum bepaald wordt voor jaar X+6. Op basis hiervan moet afgeleid worden hoeveel studenten kunnen starten aan de basisopleiding in jaar X (en dus gunstig gerangschikt mogen worden voor het vergelijkend ingangsexamen). Het zijn de gemeenschappen die dit federale quotum moeten vertalen in een startquotum. Het startquotum wordt bepaald door een deperditieformule die rekening houdt met studenten die afvallen tijdens de basisopleiding, met studenten die niet kiezen voor een voortgezette opleiding naar een of ander (curatief) specialisme (inbegrepen huisartsgeneeskunde), het aantal studenten dat na de basisopleiding naar het buitenland gaat, het aantal studenten dat opteert voor een onderzoeksmandaat,…

Vlaanderen bevestigde vorige week alvast haar startquotum te zullen verhogen tot 1600 studenten. De Vlaamse Regering volgt hiermee het voorstel dat minister Vandenbroucke reeds formuleerde op 20 april in de Kamer en via een brief aan de Vlaamse Regering nog eens onderlijnde. Ook de Franstalige gemeenschap zal haar startquotum baseren op het federale cijfer.

“We baseren ons op de noden in het veld om de artsenquota in ons land voor het tweede opeenvolgende jaar ben te verhogen. Ik ben blij dat beide deelstaten hebben laten weten mijn voorstel te zullen volgen. Ik roep de deelstaten verder op om hun bevoegdheid over de subquota optimaal in te zetten zodat er voldoende huisartsen, psychiaters, geriaters,... worden opgeleid. Enkel zo kunnen we de tekorten in sommige disciplines wegwerken. De federale planningscommissie adviseerde in hun voorstel al om binnen het door haar voorgestelde quotum 507 huisartsen langs Vlaamse kant en 461 huisartsen langs Franstalige kant op te leiden. Deze cijfers houden nog geen rekening met de extra verhoging van het quotum (van 1144 naar 1244) in Vlaanderen en ik hoop dan ook dat Vlaanderen de extra 100 studenten maximaal zal inzetten voor de knelpuntberoepen in de geneeskunde”, aldus minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke. “Tenslotte wil ik de beide deelstaatregeringen oproepen om met ons in overleg te gaan, zodat we samen het artsenquotum binnen elkeens bevoegdheid ook de komende jaren kunnen afstemmen op de behoeften van enerzijds de artsen en anderzijds de bevolking in ons land. Alleen met systematisch overleg, samenwerking en loyale uitvoering van de afspraken zullen we de noden van patiënten en zorgverstrekkers in alle regio’s van ons land goed kunnen beantwoorden.”