Jaarlijks congres Vlaamse Academie Eetstoornissen
Vandaag was ik te gast op het jaarlijks congres van de Vlaamse Academie Eetstoornissen, waar ik een korte toespraak gaf over het zorgtraject eetstoornissen dat ik verder wil uitbouwen. Dat is erg belangrijk om het mentaal welzijn van kinderen en jongeren te beschermen, en hen veel vroeger en beter te kunnen helpen wanneer dat nodig is.
Geacht publiek,
Beste hulp- en zorgverleners,
Beste patiëntenverenigingen en misschien ook families,
In de PANO-reportage van enkele maanden geleden rond eetstoornissen bij jongeren - waar de Academie en VZW Eetexpert trouwens aan heeft meegewerkt om de nodige duiding te geven - is me de getuigenis van Rune, een jonge vrouw, heel hard bijgebleven. Rune zei toen letterlijk dat als ze vroeger kon gezegd hebben ‘Help mij. Het gaat echt niet goed met mij,’... dat haar traject heel anders was gelopen.
Het is precies daarom dat we - naast een aanzienlijke investering - een broodnodige hervorming in onze geestelijke gezondheidszorg doorvoeren, om in onze organisatie van de geestelijke gezondheidszorg jonge vrouwen zoals Rune veel sneller te kunnen helpen. Door mentale problemen veel vroeger op te sporen, kunnen we maximaal vermijden dat ze daarna groter worden.
Dat nieuwe verhaal vergt ook een totaal nieuwe manier van samenwerken. Niet alleen tussen alle professionals in de onze zorg (eerste, tweede en derde lijn), maar ook daarbuiten: voor kinderen en jongeren betekent dat bijvoorbeeld samenwerken mét scholen en CLB's, met leerkrachten, met de zorgcoördinator, met ouders... en dus ook met psychologen en orthopedagogen die buiten hun muren komen. Op het terrein... daar waar de kinderen en jongeren zijn.
Dat is een heuse cultuuromslag, maar wel één die broodnodig is, willen we (1) mentale problemenuit de taboesfeer halen en (2) echt en snel kunnen helpen. Dit is dan ook een verhaal van samenwerken: samenwerken in onze zorg, samenwerken met logische partners op het terrein, zoals bijvoorbeeld een school, maar ook samenwerken tussen bevoegdheidsniveaus. Want er is maar 1 belang, en dat is het belang van het kind of die jongere die worstelt. De ingewikkelde staatsstructuur mag daar nooit een excuus voor zijn.
Geacht publiek,
Door de COVID-pandemie nam de zorgvraag voor complexe eetstoornissen sterk toe. De volgende spreker, professor Hoek, zal dat vanuit zijn expertise en epidemiologische invalshoek ongetwijfeld toelichten, maar daarom hebben we tijdens COVID ook sterk geïnvesteerd in de zogenoemde liaisonteams. Dankzij deze teams is het mogelijk om kinderen in de pediatrie toch te verzorgen al dan niet in afwachting van een opname in de kinderpsychiatrie. Structureel werken 16 liaisonteams vandaag trouwens verder.
Maar eigenlijk hadden we COVID niet nodig om te beseffen dat extra investeringen dringend noodzakelijk waren om kinderen en jongeren met eetstoornissen gepaste hulp te bieden. En dat moeten we doen door (1) veel actiever in te zetten op het preventieve luik zoals ik al aanstipte, maar door (2) extra te investeren in vroegbegeleiding en behandeling. En ook in hun thuisomgeving, zodat ook ouders of broers of zussen de juiste feedback kunnen geven op wat in het gezin gebeurt.
De toename van erg complexe eetstoornissen toont aan dat we ook veel meer moeten inzetten op intensieve ambulante zorgvormen. Tussen een wekelijkse ambulante consultatie en een opname is er een flexibel aanbod nodig. Soms is er even dagelijkse opvolging nodig bvb via een opname voor snel lichamelijk herstel, maar daarna moet je écht aan de slag, dan moet je zorgen dat de stem in je hoofd kleiner wordt. De nodige zorgintensiteit daarbij kan erg verschillen van jongere tot jongere, en iedere jongere moeten we gepast bijstaan.
Om die ambitie concreet te maken, heeft de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid (IMC) (waarin we dus samenzitten/overleggen met de ministers van Volksgezondheid/Welzijn van Vlaanderen, Wallonië, Brussel en de Duitstalige Gemeenschap) in september vorig jaar groen licht gegeven om een volledig zorgtraject voor eetstoornissen uit te werken. Dit betekent dat alle componenten van een integraal zorgtraject moeten worden ontwikkeld of versterkt, gaande van preventie over vroegtijdige detectie en begeleiding naar meer gespecialiseerde ambulante zorgvormen tot hooggespecialiseerde residentiële zorgen.
Sommige van die componenten bestaan nu al, ontwikkeld door de deelstaten of door de federale overheid. Het zal er dus op aan komen de lacunes op te vullen en ervoor te zorgen dat alles naadloos op mekaar aansluit. Samenwerken is dus cruciaal, om ervoor te zorgen dat zorg- en hulpverleners - welke rol ze ook hebben - vlot en snel kunnen schakelen naargelang de ernst van de vastgestelde problemen en naargelang de behoeften van de personen die nood hebben aan informatie, begeleiding, hulp en zorg.
Sinds eind vorig jaar is een FOD-RIZIV-werkgroep aan de slag, waaraan ook vertegenwoordigers van de GGKJ-netwerken (geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren), de GGZ-netwerken voor volwassenen, de expertisecentra, de beroepsverenigingen en de ziekenhuiskoepels meewerken, om dat kader voor dat zorgtraject te ontwikkelen. Daarin zetelt ook An Vandeputte van vzw Eetexpert, die met de federale werkgroep eetstoornissen (waarin velen van jullie participeerden) een goed plan uitwerkte voor een doordachte getrapte zorguitwerking bij eetstoornissen. Uitgerekend vandaag verschijnt haar boek in de boekhandel, ter versterking van ouders bij normaal opgroeiende tieners en ook ter ondersteuning van ouders bij kinderen met eetstoornissen.
Geacht publiek,
Voor de uitbouw van dat zorgtraject eetstoornissen willen we met de federale regering 10 miljoen euro per jaar investeren, en de krijtlijnen van dat zorgtraject zijn alvast duidelijk. Krijtlijnen die hiaten of tekortkomingen moeten opvullen, en over dewelke de werkgroep zich buigt om dat concreet vorm te geven. Zo zal de werkgroep een aantal belangrijke werkpakketten vorm geven: met name (1) de uitbreiding van laagdrempelige psychologische zorg in de eerste lijn waarbij in samenwerking met VZW Eetexpert vormingsmodules worden aangeboden voor eerstelijns hulpverleners, (2) de verdere uitbouw van de diëtetiek i.s.m. andere hulpverleners zoals bv. huisartsen en psychologen, (3) de ontwikkeling van multidisciplinaire ambulante supportteams om gespecialiseerde expertise ter zake zo breed mogelijk te verspreiden, en (4) de verdere uitwerking van dagbehandeling en intensieve multi family therapy (MFT). Deze kaders worden nu technisch vertaald in een RIZIV-conventie. Het eerste werkpakket met name de laagdrempelige psychologische zorg is reeds gestart en wordt de komende maanden uitgebreid maar het moet de ambitie zijn om ten laatste eind van dit jaar deze volledige oefening rond te hebben zodat we in begin 2024 dit concreet vertaald kunnen zien op het terrein.
Dames en heren,
Mijn boodschap vandaag is duidelijk en in die zin kan ik wat Annik benadrukte, absoluut bevestigen: om het mentaal welzijn van kinderen en jongeren te beschermen, om jongeren met eetstoornissen veel vroeger en veel beter te kunnen helpen, is véél meer samenwerking nodig. Samenwerking niet alleen tussen professionals, maar ook samenwerking tussen alle bevoegdheidsniveaus. Ik heb alle vertrouwen in de werkgroep om dat tot het beste model in de praktijk te vertalen. Er beweegt dus veel en ik geloof heel erg in het plaatje dat we nu aan het leggen zijn om elk kind, elke jongere die te kampen heeft met eetstoornissen, en zijn of haar gezin de best mogelijke hulp aan te bieden. Ik wens jullie een zeer boeiende en inspirerende dag toe.