Toespraak

Toespraak Zorgnet Icuro

Op de jaarlijkse receptie van Zorgnet Icuro uitte ik nogmaals mijn waardering voor iedereen die werkt in de zorg. Daarnaast nam ik van de gelegenheid gebruik om de de shift toe te lichten die we moeten maken om – wanneer het kan - dagchirurgie in onze ziekenhuizen te stimuleren. Ook vestigde ik de aandacht op de investering van 7 miljoen euro om de HR-diensten in ziekenhuizen te versterken. U leest er alles over in mijn speech die u hieronder terugvindt.

1. Inleiding

Geacht publiek,

Beste leden van Zorgnet Icuro,

Eerst en vooral dank voor jullie uitnodiging en om mij de tijd te gunnen jullie te mogen toespreken. Ook mij doet het deugd om elkaar, zoals op de uitnodiging vermeld, opnieuw te ontmoeten in onvervalste 'live stijl', het glas te heffen op de zomer, én vooruit te blikken naar de toekomst.

Maar voor ik dat doe, wil ik van deze fijne gelegenheid gebruik maken om nogmaals - en dat zeer uitdrukkelijk - mijn bijzondere waardering en dank uit te drukken voor eenieder in de zorg die het beste van zichzelf heeft gegeven in wat extreem moeilijke omstandigheden waren tijdens de pandemie: dan gaat het uiteraard over al ons zorgpersoneel en eenieder op het terrein, maar zeker ook alle collega’s in de facilitaire en ondersteunende diensten, onder wie uiteraard velen van jullie. Ik dank hen én jullie voor de inzet en toewijding om dit - voorlopig althans, want we zitten opnieuw in een golf(je) die de druk op onze ziekenhuizen weer doet toenemen - tot een goed einde te brengen. Vandaar ook mijn oproep eerder deze week aan 80-plussers en kwetsbaren, dat wil zeggen mensen met een immuniteitsprobleem, om een vierde prik te laten zetten.

 

2. Paradigmashift met driedubbele doelstelling voor onze gezondheidszorg

De coronacrisis toonde aan dat gezondheid ons allerhoogste goed is, en dus onze gezondheidszorg van onschatbare waarde is. Dat betekent dat we niet alleen in onze gezondheidszorg meer moeten investeren, maar ook anders investeren, met name door onze kijk op zorg en de organisatie ervan op een andere manier in te vullen.

Zo werk ik binnen de ziekteverzekering -zeg maar de organen van het Riziv- aan een paradigmashift met een driedubbele doelstelling.

Ten eerste. Hoe zorgen we ervoor dat de beschikbare middelen ingezet worden voor een betere volksgezondheid en een kwalitatievere zorg voor de patiënt? Dat moet steevast de eerste vraag in elk overleg en bij elke besteding van middelen zijn. Welke wetenschappelijk verankerde gezondheids(zorg)doelstellingen willen we bereiken? En niet: hoe kunnen we geld vrijwaren om zorgverstrekkers en -instellingen beter vergoeden. Ik wil hiermee niet zeggen dat het laatste niet belangrijk is, het kan enkel niet het vertrekpunt zijn van een solidaire gezondheidszorg.

De tweede doelstelling. Hoe zorgen we ervoor dat de actoren beter met elkaar samenwerken aan geïntegreerde zorg om deze doelstellingen te bereiken? Dit zowel binnen de organen van de ziekteverzekering, maar vooral op het terrein, in de zorg voor de patiënt. Ik ben ervan overtuigd -en corona heeft dit nogmaals bewezen- dat er binnen de ziekenhuizen heel veel wordt samengewerkt. Tussen artsen en verpleegkundigen. Tussen directie en artsen. Tussen logistiek personeel en zorgpersoneel. Maar er zijn evengoed nog silo’s. Schotten tussen disciplines. Schotten tussen diensten. Schotten tussen ziekenhuizen. En schotten met de eerstelijn. Dit moeten we doorbreken in het belang van de patiënt. Dit is wat in het jargon van de ziekteverzekering de transversale gedachte heet.

En ten derde. Hoe zorgen we ervoor dat de budgetten deze paradigmashift ondersteunen? Niet alleen door ‘transversale budgetten’ te oormerken, maar ook door meer budgettaire voorspelbaarheid en stabiliteit te garanderen. Onder meer door de budgettaire ramingen in de ziekteverzekering -die al zeer in detail gaan- nog op een meer verfijnde manier rekening te laten houden met de zorgnoden en maatschappelijke evoluties. Daar kunnen we bijvoorbeeld leren van econometrische modellen die het Planbureau gebruikt. Het PROMES-model voor de kenners onder jullie.

Positief is dat niet alleen ik een voorstander ben van deze paradigmashift. De actoren van de ziekteverzekering - onder wie jullie- hebben al een enorm werk verricht om dit ‘meerjarenkader gericht op gezondheids(zorg)doelstellingen’ vorm te geven. En ook de wetenschappelijke wereld leverde zijn bijdrage, onder leiding van professor Erik Schokkaert. Het doet me overigens plezier te merken dat er veel meer gelijkenissen dan verschilpunten zijn tussen de visie van de actoren en de visie van de wetenschappers. Dat geeft een heel goede basis om stappen te zetten. Ik werk daarom op basis van dit werk aan een princiepsnota met insteken zowel inzake de gezondheids(zorg)doelstellingen, de governance als het budgettair model. Deze princiepsnota wordt momenteel besproken binnen de regering; ze zal op 4 juli voorwerp uitmaken van overleg met de Algemene Raad en het Verzekeringscomité. Het is geenszins mijn bedoeling het overlegmodel om te gooien. Integendeel. Het is de ambitie een extra dimensie toe te voegen aan de gezondheidszorg, ook in lijn met het regeerakkoord.

 

3. De zorg voor geestelijke gezondheid

'Meer gezondheid tot stand brengen'. Dat moet de eerste toetssteen zijn van elke investering en elke hervorming. En dat was ook de eerste toetssteen voor mijn hervorming van onze geestelijke gezondheidszorg.

Het was al een issue voor COVID, maar de pandemie heeft het belang - en vooral het bespreekbaar maken - van mentale problemen op een grootschalige wijze onder de aandacht gebracht. Niet het minst voor onze kinderen en jongeren, of wie alleen is, zoals vaak onze ouderen zijn. Met jaarlijks 200 miljoen euro doen we daarvoor een nooit geziene investering.

Maar alleen meer investeren om de lange wachttijden in de ambulante en de residentiële geestelijke gezondheidszorg het hoofd te bieden, volstaat niet. We moeten ook (2) anders investeren door onze kijk op zorg en de organisatie ervan op een andere manier in te vullen.

Mijn overtuiging is dat onze samenleving nood heeft aan een getrapt zorgsysteem waarbij we vlot schakelen van minder naar meer intensieve zorg -en omgekeerd. Waarbij de geestelijke gezondheidszorg ook buiten de muren en de praktijkruimte wordt georganiseerd in samenwerking met actoren zoals de scholen, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, bijzondere jeugdzorg, ... Of anders gezegd: onze voelsprieten met en in de samenleving moeten we veel beter en veel vaker inzetten, om veel meer "aanklampend" te werken.

Deze hervorming betekent dan ook een cultuuromslag. Het is gericht op preventie - en dus escalatie - van psychische problemen, mét een organisatie van geestelijke gezondheidszorg die laagdrempelig, gemakkelijk en eenvoudig bereikbaar is, zo dicht mogelijk bij de burger. Zo kunnen we snel schakelen naar meer intensieve zorg, indien dat nodig is.

En wat de meer intensieve zorg betreft voor kinderen, jongeren en jongvolwassenen, stellen we een aantal nieuwe maatregelen voor naar aanleiding van het rapport programmatie, het advies van de FRZV en het KCE-rapport over forensische kinderpsychiatrische zorg. We hebben daarvoor een extra budget van 35 miljoen euro vrijgemaakt en geconcretiseerd in een projectoproep. Daarbij zetten we in op een aantal werven - 6 om precies te zijn - waarbij we niet alleen focussen op meer handen om jongeren te begeleiden, maar ook op verbetering van de zorgkwaliteit. De belangrijkste werf (meer dan 14 mln euro van de 35) verwijst naar transitie-problemen die we vandaag helaas vaak niet goed aanpakken: jongeren op weg naar jongvolwassenheid, die nu geconfronteerd worden met breuken in de zorg die ze krijgen; jongeren met eetstoornissen, waar zowel psychiatrische als somatische zorg belangrijk is; jongeren met een combinatie van beperkingen en een psychiatrische problematiek. Er is bijkomende capaciteit nodig (zowel ambulant als residentieel) waarbij ook de samenwerking tussen actoren bevorderd wordt, om dié jongeren te helpen die vandaag tussen de mazen van het net vallen omwille van schotten in zorg en welzijn.

Daarnaast investeren we 15 miljoen in de intensifiëring van de psychiatrische zorg voor volwassenen: de nieuwe projectgroep heeft daarbij de focus gelegd op sterkere crisisopvang, via het model van HIC.

Of het nu gaat over jongeren of volwassenen, samenwerking is ook hier de sleutel om succes te boeken. Zo weinig mogelijk silo’s dus in ons zorgaanbod, en zeker niet 'naast' andere beschikbare gespecialiseerde zorg die door de deelstaten wordt aangeboden. We vertrekken immers van een populatiebenadering, behoeftengestuurd dus, en niet vanuit een individueel aanbod-denken.

In dat verband wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om Zorgnet-Icuro te feliciteren met de leerstoel "Public Mental Monitor", die jullie vorige week gelanceerd hebben in samenwerking met de universiteiten KUL, VUB, Ugent en UAntwerpen. Ik ben ervan overtuigd dat het ontsluiten en koppelen van data omtrent de noden in de bevolking en het zorggebruik in de GGZ-netwerken zal leiden tot een meer wetenschappelijk en objectief datagedreven beleid. Ik ben alvast benieuwd naar de resultaten ervan.

 

4. De uitdaging is niet min, maar de toekomst bouwen we samen

Geacht publiek,

Beste leden van Zorgnet Icuro,

In het tweede deel van mijn toespraak wil ik het graag hebben over iets wat ons allemaal treft én dus ook aanbelangt. Met name het nijpende tekort aan zorgpersoneel. We staan voor een flinke uitdaging.

Een toegenomen zorgvraag, vergt ook investeringen in ons zorgpersoneel. En dus, maar dat hoef ik hier niet te herhalen, deden we de voorbije jaren belangrijke inspanningen om de aantrekkelijkheid van het zorgberoep, net als de werkomstandigheden (in onze ziekenhuizen) te verhogen. Denk aan het Zorgpersoneelfonds, IFIC of de valorisatie van onze gespecialiseerde verpleegkundigen, waarvoor we tegen 2023 een bijkomende inspanning van 45 miljoen euro voorzien.

Maar zal dat volstaan? Allerminst. We moeten verder gaan.

Ik trap een open deur in als ik zeg dat we vandaag een groot tekort hebben aan goed, gekwalificeerd zorgpersoneel. Verpleegkundigen, zorgkundigen, maar ook verschillende gespecialiseerde functies staan op de lijst van de knelpuntberoepen. Voldoende, gekwalificeerd zorgpersoneel is nochtans een conditio sine qua non om ook in de toekomst kwaliteitsvolle zorg mogelijk te maken, én aan te bieden. Dat betekent dat ruim voldoende mensen zich aangesproken moeten voelen om in de zorg te werken.

Tegelijk moeten we ervoor zorgen dat de jobs in de zorg kwaliteitsvol en zeker ook werkbaar zijn. Of anders gezegd: dat je aan het einde van de werkdag met veel voldoening weer naar huis keert.  Concreet wil dat zeggen dat we moeten inzetten op de instroom van nieuw personeel en dat we het huidige zorgpersoneel in de toekomst zullen moeten blijven ondersteunen.

Deze uitdagingen tot een goed einde brengen vraagt een globaal plan - een Toekomstagenda voor het Zorgpersoneel - waarbij alle partners in de zorg betrokken worden: werkgevers, werknemers, patiënten- en beroepsverenigingen, maar ook de regio's. Een eerste ontmoeting met de sociale partners vond alvast plaats eerder deze maand. Het doel is om op basis van die Toekomstagenda een tijdspad te maken en concrete oplossingen uit te werken voor de verschillende uitdagingen, zowel voor ons zorgpersoneel als voor ons zorgsysteem in het algemeen. Dit zal vooral gaan om een agenda op de langere termijn, en houdt dus in belangrijke mate een voorbereiding in van wat tijdens de volgende legislatuur moet gebeuren. Maar we sluiten ook niet uit dat op korte termijn maatregelen genomen kunnen worden om met de schaarste en tekorten aan personeel om te kunnen gaan.

Heel veel hangt ook af van het concrete personeelsbeleid in de instellingen. Vorige week bereikten de sociale partners een akkoord over de invulling van de enveloppe van 100 miljoen voor kwalitatieve maatregelen in het kader van het meest recente sociale akkoord. Binnen deze enveloppe is 7 miljoen euro vrijgemaakt voor de aanwerving van bijkomend HR-personeel dat zich specifiek zal toeleggen op de concretisering van kwalitatieve maatregelen op de werkvloer met het oog op meer welzijn op het werk. Daarbij kan gedacht worden aan het realiseren van maatregelen rond vorming, een betere combinatie werk-privé, loopbaanoriëntatie of beleid rond elders verworven competenties of bijvoorbeeld coaching voor taakverdeling binnen het verpleegkundig departement. Het is belangrijk dat rond deze thema’s concrete acties binnen de instellingen gerealiseerd worden! Om zoveel mogelijk mensen werkzaam te houden in de zorg en ook mensen aan te trekken om in de zorg te werken, moet het werk kwaliteitsvol en ook werkbaar zijn. De bedoeling is dat deze specifieke HR-profielen zich hierover buigen en over hun concrete activiteiten jaarlijks ook rapporteren binnen het lokaal sociaal overleg. De middelen voor het sociaal akkoord zijn voorzien en worden opgenomen in het budget financiële middelen. Het koninklijk besluit hieromtrent ligt momenteel voor advies bij de Raad van State en kan nadien gepubliceerd worden. Ik wil u aanmoedigen deze ‘soft HR’-profielen zo snel als mogelijk aan te werven zodat hierin snel verder stappen voorwaarts kunnen gezet worden.

Op vlak van inspanningen om de stijging van de kosten op te vangen, herinner ik eraan dat we de indexsprongen meenemen in de verhoging van het BFM vanaf 1 juli om de loonsverhogingen te compenseren. Daarnaast is er de eenmalige maatregel voor een bijkomende inspanning van 2% voor de medische honoraria, en dit in afwachting van het volledig doorrekenen van de indexatie in het budget van de honoraria voor 2023.

Ik ben er mij uiteraard van bewust dat dit geen volledige oplossing biedt voor de stijgende kosten van producten en leveringen, met in het bijzonder de energiefactuur die voor de meesten onder u vooral zal beginnen door te wegen bij het herzien van de lopende vaste contracten. Ik heb dan ook nota genomen van de prioritaire behoeften 2023, zoals opgesteld door de federale raad..

 

5. Nabije zorg waar mogelijk, concentratie van zorg waar nodig

Dit zijn allemaal belangrijke acties die we moeten nemen om de toekomst te bouwen, ons zorglandschap veilig te stellen, maar dit mag onze aandacht niet afleiden van wat we exact willen bouwen. En het motto dat ik daarbij hanteer is "nabije zorg waar mogelijk, concentratie van zorg waar nodig."

En daar zitten in ons geval wat betere, maar ook wat moeilijkere constructies in.

 

5.A. Ziekenhuishervorming - aanrijtijden

Een typisch voorbeeld lijkt me dat van de locoregionale ziekenhuisnetwerken, die vandaag toch wel heterogeen zijn op vlak van samenstelling, uitgebreidheid en graad van maturiteit.

De verschillende en onderling ook enigszins tegengestelde standpunten die ik in brieven en mails daarrond van meerderen onder u mocht ontvangen, hebben deze notie van heterogeniteit overigens wel bevestigd. En dus is de vraag nu: hoe bouw je daarop voort, rekening met de doelstelling die ik daarnet omschreef? De richting die we zijn ingeslagen, is de samenwerking tussen ziekenhuizen faciliteren. Maar dan vooral door de finaliteit van de locoregionale netwerken te verduidelijken: met name de locoregionale zorgopdrachten vastleggen, en te vertrekken vanuit de zorgopdracht die door het netwerk binnen een geografisch gebied gegarandeerd moet worden.

Vanuit die opdracht is het niet meer dan logisch dat nabijheid op een gelijke manier wordt gegarandeerd voor elke patiënt. En dus mét respect voor gelijke aanrijtijden voor eenieder. Niet alleen voor dringende medische hulpverlening, maar ook voor zorg die frequente verplaatsingen van de patiënt inhouden. Denk aan een sessies radiotherapie - of chronische dialyse - of bij een langdurige hospitalisatie waar frequent bezoek van familie, vrienden en goede buren zo belangrijk is. Denk maar aan geriatrie.

Daarbij denken we dat de voorgestelde aanrijtijd van maximaal 30 minuten voor 90 % van de bevolking realistisch is. Want als de basisgedachte achter de locoregionale netwerken is om het aanbod van nabije zorg voor iedereen te garanderen - en ziekenhuizen zich op basis van diezelfde gedachte vrijwillig verzameld hebben - dan ga ik ervan uit dat ze dat nu ook zelf graag willen bevestigen. Meer bepaald door zich effectief zo te organiseren dat hun hele zorgaanbod voor iedereen kan bereikt worden binnen de 30 minuten.

 

5.B. Ziekenhuishervorming- en financiering - belang van ons overlegsysteem

Een ander - en sterk - element in de fundamenten waarop we aan de toekomst bouwen, is ons overlegsysteem. Bij het voorleggen van ons hervormingsplan van onze ziekenhuisorganisatie- en financiering hebben we dan ook voorgesteld om dit verder uit te werken samen met de ziekenhuizen, artsen en VI’s. Die uitnodiging is alvast enthousiast ontvangen, waarvoor dank. En ik verheug me ook over de constructieve sfeer waarin de werkzaamheden in de ad hoc overlegstructuur verlopen. Zo is het akkoord in de NPCAZ - met betrekking tot de standstill op de verhoging van de maximumtarieven van de ereloonsupplementen - een voorbeeld waar ik zeer enthousiast over ben. Omdat dit precies iets is wat elke patiënt ten goede komt. 

In diezelfde context wil ik ook mijn waardering uitdrukken voor de recente goed onderbouwde adviezen vanuit de FRZV, onder meer met betrekking tot de locoregionale zorgopdrachten, de S2 centra en de materniteiten, ook al is het niet steeds mogelijk of wenselijk om alle elementen van een advies in een ontwerp-KB op te nemen. Deze constructieve samenwerking- kabinet, FRZV, ad hoc overlegstructuur - is de beste garantie is om het hervormingsplan verder te door te zetten en dat over de legislatuur heen, wat nodig zal zijn om dit hele plan tot een goed einde te brengen.

 

5.C.  Chirurgisch dagziekenhuis

Tot slot van dit hoofdstuk wil ik graag nog één dossier van de hervorming uitlichten, met name de inspanning die we willen doen om het chirurgisch dagziekenhuis te stimuleren, met enerzijds een uitbreiding van de A-lijst en anderzijds de herinvoering van de B-lijst, die een stille dood gestorven was.

Dit dossier is voor mij belangrijk om verschillende redenen. Want als we meer transparantie willen creëren in de soms wel zeer complexe financieringsmechanismen, de onnodige verschillen daarin tussen ziekenhuizen wegwerken, overconsumptie afremmen en de factuur voor de patiënt onder controle houden, dan is daghospitalisatie écht een sleutelspeler. Zowel om de kwaliteit van zorg te verhogen, maar ook de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk in te zetten.

Daghospitalisatie is het voorbeeld “par excellence” waar kwaliteit van zorg én doelmatigheid in het gebruik van middelen hand in hand gaan. De innovaties in chirurgische en anesthesie technieken zijn amper bij te houden. Dat resulteert in betere resultaten, sneller herstel, én breidt de mogelijkheden uit om ook oudere patiënten - met vaak belangrijke comorbiditeiten - aan een beperkt risico te opereren.

Gecombineerd met de invoering van even innovatieve multidisciplinaire zorgtrajecten, denk maar aan ERAS (enhanced recovery after surgery), laat dit toe om meer en meer complexe chirurgie ook in daghospitalisatie uit te voeren. En dus onnodige ziekenhuisovernachtingen te vermijden, ten voordele zowel van de patiënt als van het ziekenhuisbudget. Daardoor komen middelen én geld vrij om elders te investeren. Redenen genoeg dus om die shift naar dagchirurgie écht te stimuleren, daar werk van te maken.

(1) Daarom verhogen we vanaf 1 juli de financiering van 1 dag in het chirurgisch dagziekenhuis van de huidige 0.81 naar 0.95 verantwoorde ligdagen.

(2) Tevens breiden we de ingrepen op de A lijst substantieel uit. Het voorstel dat voorligt, is uitgewerkt met experten vanuit verschillende chirurgische disciplines onder auspiciën van het VBS (het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Artsen-Specialisten). De opdracht die zij meekregen, was om te bepalen wat voor patiënten in dagchirurgie kan, maar ook welke ingrepen om veiligheidsredenen nog in klassieke hospitalisatie moet.

(3) Tot slot stellen we voor om een geüpdate B lijst opnieuw in te voeren. De lijst van oneigenlijke ziekenhuisverblijven voor prestaties waarvan wordt aanvaard dat ze in dagziekenhuis en niet in klassieke hospitalisatie moeten voor patiënten met lage comorbiditeit (SOI1) en die dan ook als dusdanig gefinancierd worden zelfs al wordt de patiënt opgenomen in klassieke hospitalisatie. Er zijn praktijkverschillen tussen ziekenhuizen op vlak van de ratio daghospitalisatie versus klassieke hospitalisatie. Door deze maatregel terug in te voeren, willen we deze praktijkverschillen terugdringen en tegelijk een "over-aantal" ziekenhuisovernachtingen vermijden of in elk geval niet meer financieren. Het vrijgekomen bedrag willen we dan weer herinvesteren in de financiering van het OKA (operatiekwartier), waar we - door de jaren heen - te maken hebben met een onderfinanciering.

 

6. Geïntegreerde zorgketen

Nu, ik heb lang stilgestaan bij de ziekenhuishervorming- en financiering. Onze ziekenhuizen zijn een belangrijke schakel in ons zorglandschap, maar uiteraard niet de enige in de keten van geïntegreerde zorg.

Zoals u weet voorzien we om tegen het einde van de legislatuur een Interfederaal Plan Geïntegreerde Zorg voor te stellen en in te dienen. Maar om dat plan uit te werken wil ik samen met mijn collega’s van de deelstaten zo goed mogelijk zicht hebben in de huidige samenwerkingsinitiatieven tussen ziekenhuisnetwerken en andere zorgorganisaties.

U zal binnenkort dan ook de vraag krijgen om een cartografie op te stellen van deze samenwerkingen. Dit gebeurt in afstemming en nauwe samenwerking met mijn collega Hilde Crevits.

 

7. Uitleiding

Goed, ik denk dat ik lang gesproken heb en van jullie tijd heb ingenomen.  Wie dat wil, kan deze toespraak nog eens rustig doornemen op mijn website. Als ik goed ingelicht ben, staat er een wandelbuffet klaar en stel ik voor dat we nog even informeel met elkaar bijpraten. Blijf allemaal jullie goede werk voortzetten. Veel succes - Zorgnet Icuro, Koen, Margot en alle medewerkers - in alles wat jullie ondernemen. En veel succes en doorzettingsvermogen aan jullie allemaal om ons zorglandschap ook in de toekomst te verzekeren. Ik dank jullie.