Een derde golf aan maatregelen in het Terug naar Werk-beleid, met respect voor de gezondheid
De federale regering heeft op voorstel van minister Frank Vandenbroucke een reeks nieuwe maatregelen goedgekeurd die het Terug naar Werk-beleid (TNW) verder versterken. Daarmee zet deze regering een volgende stap in het begeleiden van langdurig zieken naar werk, wanneer dat mogelijk is.
“We willen mensen de beste ondersteuning bieden wanneer ze uitvallen en hen zo goed als mogelijk terug begeleiden naar een job. Werk geeft namelijk structuur, zorgt voor sociale contacten en biedt financiële zekerheid. Het maakt deel uit van het herstel, mits we het op de juiste manier aanpakken: aangepast, mensgericht en met respect voor ieders situatie”, aldus minister Vandenbroucke.
Verschillende golven aan maatregelen
De rode draad doorheen het volledige TNW-beleid is: contact. Om mensen de juiste ondersteuning te bieden, heb je vooral persoonlijk contact nodig. In de afgelopen jaren hebben we daarom al twee golven aan maatregelen doorgevoerd.
- De Terug-naar-werk coördinator
In 2021 zijn we gestart met de Terug naar Werk-coördinatoren. Hun opdracht is eenvoudig maar cruciaal: bereikbaar zijn voor een persoonlijk gesprek met iemand die arbeidsongeschikt is, en kijken naar wat nog wél mogelijk is. Niet focussen op beperkingen, maar op het verkennen van kansen. Contact van bij de start.
- Vaste contactmomenten
In 2023 hebben we een vast ritme aan contactmomenten ingebouwd: in de vierde, de zevende en de elfde maand van het eerste jaar moet er een persoonlijk contact zijn tussen de zieke persoon en de adviserend arts van het ziekenfonds (of iemand van zijn team) . Zo zorgen we voor een betere ondersteuning voor zij die zijn uitgevallen en creëren we eveneens voorspelbaarheid, een ritme. Mensen weten dat er opvolging komt, dat ze er niet alleen voor staan, en voor het herstelproces is dat enorm belangrijk. Tegelijkertijd werd beslist dat mensen in de toekomst nooit voor langer dan 1, 2 of 5 jaar een erkenning in de invaliditeit zouden krijgen, behoudens grote uitzonderingen.
De derde golf – een sneller contact
Vandaag lanceren we de derde golf, die ingaat vanaf 1 januari 2026, en deze zorgt voor een sneller en krachtiger contact dan vroeger. Want hoe sneller werk betrokken wordt bij herstel, hoe groter de kans dat iemand kan terugkeren. Bovendien creëren we meer samenwerking om die contacten zinvol en duurzaam te maken. Zo garanderen we dat ook de arbeidsarts het getuigschrift arbeidsongeschiktheid dat de huisarts uitschrijft automatisch ontvangt (het principe dat werkgevers hun arbeidsarts na één maand afwezigheid verwittigen blijft vandaag immers veelal dode letter) en verwachten we dat die al na één maand actie onderneemt: informeren, in gesprek gaan, mogelijke aanpassingen bekijken.
Werkgevers worden dan weer verplicht om binnen de zes maanden een re-integratietraject te starten voor wie dit vraagt, arbeidspotentieel heeft én nog een arbeidsovereenkomst. Voor wie geen arbeidsovereenkomst meer heeft maar wél arbeidspotentieel, voorzien we een verplichte inschrijving bij de arbeidsbemiddelingsdienst, met binnen de maand een eerste gesprek.
Voor het eerst krijgt ook de behandelend arts een duidelijke rol. We werken aan een eenvoudige ‘fit-note’ die aangeeft wat wél nog mogelijk is. Het nieuwe TRIO-platform zorgt ervoor dat er overleg kan plaatsvinden met de adviserend arts en de arbeidsarts. En door de beperking dat een attest in het eerste jaar maximaal drie maanden mag dekken, wordt contact en opvolging verzekerd.
Tot slot verwachten we van de mensen zelf actie. We moeten er als overheid alles aan doen om mensen die zijn uitgevallen de beste ondersteuning te bieden, maar deze personen moeten natuurlijk ook ingaan op uitnodigingen en zich tijdig inschrijven bij de VDAB, le FOREM of Actiris zodat de begeleiding sneller op gang komt.
Een overzicht van de nieuwe maatregelen waarmee we extra verantwoordelijkheid leggen bij werkgevers, werknemers, mutualiteiten en artsen:
- Werkgevers betalen vanaf 2026 een solidariteitsbijdrage in de tweede en derde maand van arbeidsongeschiktheid, worden gestimuleerd om regelmatig contact te houden met hun zieke werknemers en om aangepast werk te voorzien. Een concrete omschrijving van die processen zullen opgenomen zijn in de Codex, een KB dat onder de bevoegdheid van minister Clarinval valt. Werkgevers zullen ook geen gewaarborgd loon moeten betalen als werknemers die het werk gedeeltelijk hervat hebben met toestemming van de adviserend arts, opnieuw ziek worden. En bij herval na een volledige werkhervatting is pas na 8 weken opnieuw gewaarborgd loon verschuldigd.
- Werknemers worden aangemoedigd om actief mee te werken aan hun traject: gesprekken met TNW-coördinatoren, arbeidsbemiddelaars, adviserend en arbeidsartsen zijn verplicht; bij herhaald afwezig blijven volgen sancties. Wie arbeidspotentieel heeft zonder contract, moet zich inschrijven bij de arbeidsbemiddelingsdiensten.
- Mutualiteiten worden verder geresponsabiliseerd: hun financiering zal in toenemende mate afhangen van het succes waarmee ze langdurig zieken begeleiden richting werk.
- Artsen krijgen een duidelijke rol in het inschatten van arbeidspotentieel. Attesten mogen in het eerste jaar nooit langer dan drie maanden dekken. Er komen richtlijnen per pathologie en een databank om voorschrijfgedrag beter op te volgen en onderling overleg daarover (peer review) te organiseren
De toekomst – we laten niemand los
Ondertussen werkt minister Vandenbroucke al aan een vierde golf van maatregelen, gericht op die mensen die zeer langdurig ziek zijn. Wie langdurig of chronisch ziek is, moet minstens één keer per jaar zijn behandelend arts zien voor een gesprek over zijn of haar arbeidsgeschiktheid: om dat te garanderen zou jaarlijks een nieuwe aanvraag ‘arbeidsongeschiktheid’ moeten gebeuren voor iedereen die langer dan één jaar arbeidsongeschikt erkend is (vandaag is dat helemaal niet voorzien). Dus ook op langere termijn willen we zorgen voor verbinding via contact. Want arbeidspotentieel verandert, net zoals behandelingen, hulpmiddelen en werkomstandigheden. Een gesprek daarover hoort bij kwaliteitsvolle zorg.
Een verhaal van kansen
Dit beleid is streng waar nodig, maar steeds met oog voor menselijkheid en de gezondheid van de uitgevallen persoon. Het vertrekt vanuit de vraag: wat kan iemand nog wél? Niet door te forceren, maar door kansen te creëren, samen met artsen, werkgevers, arbeidsbemiddelaars en mutualiteiten.
“Wie kan werken, voelt zich beter. Maar wie nog niet kan werken, verdient de zekerheid dat gezondheid altijd vooropstaat. Ons Terug-naar-Werkbeleid is daarom een verhaal van kansen en perspectief, voor iedereen die aan de zijlijn staat maar weer wil meedoen,” besluit minister Vandenbroucke.