Beleidsverklaring armoedebestrijding

De strijd tegen armoede: een menswaardig inkomen voor iedereen

Elke persoon die in armoede leeft, is er één te veel. Het risico op armoede en sociale uitsluiting raakt 18,6% van onze bevolking, met grote regionale verschillen. Armoede heeft verschillende oorzaken maar ook diepgaande gevolgen: schooluitval, sociaal isolement, schulden, stress, verslaving, gezondheidsproblemen, criminaliteit en dakloosheid. Naast het menselijk leed dat dit meebrengt, heeft armoede ook een maatschappelijke kost: minder productiviteit, hogere zorgkosten en minder veiligheid, wat onze groei en welvaart ondermijnt. Daarom zet deze regering in op een doortastend armoedebeleid, gericht op het verhogen van de bestaanszekerheid, het ondersteunen en activeren van mensen in armoede, en het tegengaan van structurele ongelijkheden.

In het regeerakkoord wordt verwezen naar de verdere implementatie van de Europese Pijler van Sociale Rechten als noodzakelijk om onze welvaartsstaat voor te bereiden op de uitdagingen van de toekomst en om de gevolgen ervan voor onze burgers te verzachten. Deze pijler biedt een uitgebreid kader van principes die richting geven aan zowel Europees als nationaal beleid op het gebied van gelijke kansen, toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke arbeidsomstandigheden, sociale bescherming en inclusie.

De Europese pijler vormt ook op Belgisch niveau het kompas en referentiekader voor het beleid inzake armoedebestrijding. Net zoals de andere EU-lidstaten heeft België - aansluitend bij het Europees actieplan - nationale doelstellingen vooropgesteld die moeten bijdragen tot de realisatie van de Europese doelstellingen. België wil tegen 2030 volgende doelstellingen realiseren:

  • 80% van de bevolking tussen 20 en 64 jaar heeft een baan;
  • 60,9% van de volwassenen neemt jaarlijks deel aan een opleiding en
  • de bevolking met risico op armoede of sociale uitsluiting is verminderd met tenminste 279.000 mensen (waaronder 93.000 kinderen)

Uit de cijfers van Statbel en Eurostat blijkt dat we er de voorbije jaren in geslaagd zijn om de armoede terug te dringen, en op een aantal vlakken tot de beter scorende landen in de EU te behoren. Het komt er nu op aan dit belangrijke succes van de voorbije jaren niet teniet te doen, ondanks de moeilijke budgettaire uitdagingen waar we voor staan. Daarom is het bijzonder belangrijk dat de koopkracht van de minima behouden blijft, en dat een specifiek budget voorzien is opdat er voor de meest kwetsbare groepen toch vooruitgang is boven op de index. Vanuit mijn bevoegdheid voor armoedebestrijding zal ik over de aanwending van deze specifieke enveloppe voorstellen doen aan mijn bevoegde collega-ministers.

De regering zal sterk inzetten op werk als uitweg uit armoede. We moeten er dan ook voor zorgen dat uitkeringen de stap naar werk niet ontmoedigen. Voor kwetsbare groepen die ver verwijderd zijn van de arbeidsmarkt - zoals gerechtigden op een leefloon of een IVT - zijn eenvoudige en voorspelbare cumulregelingen nodig. Daarnaast willen we ervoor zorgen dat de zogenaamde “afgeleide rechten” verbonden aan bepaalde statuten (bvb sociaal tarief gas en elektriciteit, telefonie, voordeeltarief NMBS,…) niet enkel op basis van het statuut maar ook op basis van het inkomen toegekend kunnen worden of blijven. Met andere woorden mag de stap naar (deeltijds) werk met een beperkt inkomen niet onmiddellijk het verlies van alle afgeleide rechten tot gevolg hebben.

Maar daarnaast moet onze aandacht ook uitgaan naar mensen die niet op de arbeidsmarkt terecht kunnen en de mogelijke impact van de door de regering geplande hervormingen op deze bijzonder kwetsbare groep. We moeten ervoor zorgen dat zij niet van de radar verdwijnen en hen oriënteren naar de aangepaste steun en begeleiding die ze nodig hebben. De door de regering voorziene bijkomende steun voor de OCMW’s en de sociale economie is in dit opzicht cruciaal.

Tenslotte zijn in diverse domeinen ook maatregelen nodig die niet zozeer het inkomen van mensen in armoede verhogen, maar wel hun uitgaven helpen beheersen: maatregelen in het domein van de gezondheidszorg, de schuldindustrie, e.d. zullen een belangrijke dimensie vormen van het armoedebeleid dat deze regering wil voeren.

Als minister van Volksgezondheid denk ik daarbij in de eerste plaats aan maatregelen die bijdragen aan een gezond leven. Uit onderzoek blijkt immers een duidelijk verband tussen inkomen en gezondheid: mensen in arme wijken hebben een kortere levensverwachting en een hoger risico op ziekte, invaliditeit en chronische aandoeningen. Preventieve zorg wordt vaker uitgesteld, waardoor mensen in armoede vaker hun toevlucht zoeken tot ziekenhuiszorg. Om gezond te kunnen leven moeten de burgers goed geïnformeerd zijn en moet een gezonde keuze ook gepromoot worden. In lijn met de gezondheidsdoelstellingen en het principe “Voorkomen is beter dan genezen” zetten we in op maatregelen die bijdragen tot een gezond leven voor iedereen. Deze liggen niet alleen binnen het domein volksgezondheid, maar vergen ook inspanningen in andere domeinen (Health-in-all-policies). Daarnaast rollen we de engagementen die genomen zijn in het kader van het Interfederale Plan Geïntegreerde Zorg onverkort uit. Geïntegreerde zorg draagt bij aan de kwaliteit van zorg. Het hokjesdenken in de zorg gaat daarmee op de schop en de zorgvrager wordt radicaal centraal gezet. Met de uitvoering van het goedgekeurde ’Programma perinatale zorg en eerste 1000 dagen’ geven we bijvoorbeeld specifiek ondersteuning aan kwetsbare moeders en hun kinderen gedurende de eerste levensjaren.

Gezondheid zal dan ook een belangrijke plaats innemen in het Federaal Plan Armoedebestrijding, dat goedgekeurd moet worden binnen de 12 maanden na de installatie van de ministerraad, zoals de wet van 9 oktober 2023 voorziet. 

Daarnaast versterken we de strijd tegen de schuldindustrie. Schulden moeten sneller worden opgemerkt en aangepakt, zodat mensen kunnen geholpen worden vooraleer hun schuldenlast onbeheersbaar wordt. We denken hierbij bijvoorbeeld aan het opzetten van systemen van vroegsignalering door bepaalde schuldeisers (zoals nutsbedrijven en ziekenhuizen) t.a.v. lokale besturen. Dit gebeurt in overleg met de deelstaten en lokale besturen. Mensen moeten ook beter geïnformeerd worden over beschikbare schuldhulpverlening. De administratieve en fiscale kosten van schuldinning worden beperkt en consumenten krijgen sterkere bescherming tegen wanpraktijken van invorderaars. De collectieve schuldenregeling wordt hervormd om de slaagkansen te verhogen en beter rekening te houden met gezinnen met kinderen. Hiervoor zal ik nauw samenwerken met de collega’s bevoegd voor Justitie, Economie en Consumentenzaken.

Tot slot willen we ook de financiële zekerheid van alleenstaande ouders vergroten door de dienst voor onderhoudsbijdragen (DAVO) te versterken. Zo wordt alimentatie sneller geïnd en kunnen verschuldigde bedragen rechtstreeks bij de ex-partner worden geïncasseerd. Daarbij ligt de nadruk op het weghalen van drempels voor kwetsbare groepen. We passen de maximumbedragen aan, bekijken of we deze plafonds kunnen schrappen en zetten ook maximaal in op het terugvorderen van achterstallig onderhoudsgeld. Voorschotten moeten automatisch worden toegekend en er wordt nagegaan hoe we kunnen waarborgen dat deze bedragen maximaal overeenkomen met het effectieve bedrag van het verschuldigde en onbetwiste onderhoudsgeld. We kijken hiervoor naar de aanbevelingen van het Rekenhof en vereenvoudigen de procedure. We bekijken de mogelijkheid om het onderhoudsgeld terug te vorderen via de belastingen. We stimuleren OCMW’s om onderhoudsgeld te vragen bij de ex-partner van een OCMW-cliënt, wanneer deze dit niet zelf gedaan heeft.

In het kader van de Europese aanbeveling “Kindgarantie” heeft België zich ertoe verbonden om minstens 93.000 kinderen uit een situatie van risico op armoede te halen tegen 2030. Hiervoor wordt een Belgisch nationaal actieplan, opgesteld in nauwe samenwerking met de gefedereerde entiteiten en in overleg met de stakeholders, gecoördineerd door mijn administratie. Het zwaartepunt van het nationaal actieplan ligt bij de deelstaten, maar het plan bevat ook een as “Zorgen voor daadwerkelijke toegang tot gratis kwalitatieve gezondheidszorg voor kinderen in nood” waar ik mij graag voor inzet.

Ervoor zorgen dat kinderen in nood daadwerkelijk toegang hebben tot voldoende en veilig voedsel, onder meer via het communautaire programma voor groenten, fruit en schoolmelk.

 

Hieronder vindt u de link naar de volledige beleidsverklaring

Document
56K0767010.pdf (190.08 kB)