Vertrouwen, innovatie en verbinding: de toekomst van de huisartsgeneeskunde
Beste huisartsen, dames en heren,
Het is een eer om hier vandaag tot u te spreken. U bent het hart van onze gezondheidszorg. U bent het eerste aanspreekpunt voor de burger, de gids die hen door een steeds complexer zorglandschap loodst, en de vertrouwenspersoon die de meest kwetsbare momenten in hun leven ziet.
Laat mij beginnen met een verhaal. Een oudere dame uit Leuven vertelde me onlangs: “Mijn huisarts is niet alleen mijn dokter. Zij is mijn anker. Als zij zegt dat het goed komt, dan geloof ik dat.” Dat gevoel van vertrouwen – het geloof dat er iemand is die echt luistert, die begrijpt en die steun biedt – is de essentie van uw werk. En laten we eerlijk zijn: het is dat vertrouwen dat patiënten genezing en herstel geeft, soms zelfs meer dan welke behandeling ook.
Maar dat vertrouwen staat onder druk. De wereld verandert snel. De administratieve druk neemt toe, de digitale systemen zijn vaak ontoegankelijk of overladen, en de vraag naar zorg groeit sneller dan ooit. Tegelijk zien we een toename van chronische ziektes, complexere zorgvragen en een bevolking die ouder en diverser wordt en die langer actief blijft.
Toch wil ik vandaag met u vooruitkijken. Niet om de problemen die we allemaal kennen – het tekort aan collega’s, de administratieve druk, de stijgende zorgvraag – te negeren, maar vooral om te kijken naar de kansen die er liggen. Want de toekomst van de huisartsgeneeskunde kan sterker, innovatiever en meer verbindend zijn dan ooit. En die toekomst begint bij drie woorden: Vertrouwen, Innovatie en Verbinding.
Laat me beginnen met het eerste en misschien wel belangrijkste woord: vertrouwen.
Deel 1: Vertrouwen
1.1 Vertrouwen tussen arts en patiënt
Elke patiënt die uw kabinet binnenkomt, brengt niet alleen een medische klacht mee. Hij of zij brengt onzekerheid, angst en soms zelfs wanhoop mee. Een jonge vader die zich zorgen maakt over zijn kind, een werkende moeder die bang is voor een depressie, een oudere patiënt die zich eenzaam voelt. U bent degene die hen hoort. U bent hun baken.
Vertrouwen wordt opgebouwd in die kleine momenten: in luisteren, in herhalen, in aanwezig zijn. Het is niet iets dat kan worden gemeten in cijfers of formulieren. Het is een kunst, en u beheerst die kunst.
Maar dat vertrouwen staat onder druk.
Enerzijds leven we in een heel onzekere en volatiele wereld waar op verschillende vlakken een aantal fundamentele hoekstenen in vraag worden gesteld. Eén van die hoekstenen is de basis van kwaliteitsvolle geneeskunde met name het onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek dat door meer mensen in twijfel wordt getrokken. Via sociale media krijgen deze mensen een breed spreekveld. Deze twijfel sijpelt ook door bij uw patiënten waardoor er meer tijd moet gestoken worden in het overtuigen van mensen van bijvoorbeeld het nut van vaccinatie, de schadelijkheid van vapen of de veiligheid van paracetamol tijdens de zwangerschap.
Maar anderzijds verliezen zorgverleners soms ook het vertrouwen in burgers, omdat een kleine groep burgers de zorg als een consumptieproduct is gaan beschouwen. Een consumptieproduct waarvan zij menen te bepalen waar, wanneer en door wie die moet ingevuld worden. Sommige patiënten maken daardoor misbruik van wachtdiensten, verschijnen niet op een gemaakte afspraak of verwachten onrealistische zaken van hun arts.
Deze groep burgers leidt begrijpelijk tot veel frustratie bij huisartsen. We moeten echter oppassen dat deze frustratie zich niet veralgemeent en dat we misbruik niet gaan verwarren met ‘mis-gebruik’ omwille van onzekerheid en een complex zorgsysteem.
Gezien de grote impact van deze groep op de zorgverleners en dus ook op de huisartsen wil ik naar analogie van de wet op de patiënten rechten ook een code van goed patiëntenschap laten opstellen. Wat mogen we van een patiënt verwachten? We mogen van patiënten verwachten dat ze respect hebben voor zorgverleners. We mogen van patiënten verwachten dat ze geduld hebben en begrip als er iemand anders dringendere zorg nodig heeft. We mogen van patiënten verwachten dat ze binnen hun mogelijkheden verantwoordelijkheid nemen voor het naleven van afspraken en behandelplannen.
We moeten vermijden dat we alles in wetten en regels gaan vastleggen maar het afspreken van een aantal basisregels voor het goed gebruik van de zorg is wel een essentieel element.
1.2 Vertrouwen in beleid en organisatie
Vertrouwen moet echter niet alleen in de spreekkamer bestaan. Het moet ook bestaan tussen overheid en huisarts. Vandaag is dat vertrouwen soms gespannen. U voelt u vaak overbelast door administratieve verplichtingen, attesteringen en richtlijnen die niet altijd duidelijk zijn.
De polemiek die rond de hervormingswet is ontstaan, heeft dit vertrouwen verder ondermijnd. Ik betreur dit ten zeerste, vooral omdat er veel onwaarheden rond deze wet zijn verspreid. Verschillende visies zijn de basis van een samenleving maar als onwaarheden worden verteld is elk sereen debat onmogelijk. Ik wil daarom nog eens een aantal elementen met kracht verduidelijken.
- De minister zal nooit zelf een RIZIV-nummer kunnen intrekken. Maar de mogelijkheid om een RIZIV-nummer op te schorten in het kader van manifeste fraude is een maatregel die ook de beroepsgroep ten goede komt, want het zijn de rotte appels die een hele beroepsgroep besmetten. Deze beslissing zal daarbij niet genomen worden door de minister maar door een onafhankelijk administratief rechtscollege waar ook vertegenwoordigers van de artsen in vertegenwoordigd zijn.
- Ik zal nooit het overlegmodel onderuithalen. Ik geloof in sociale partners die mee vorm geven aan de sociale zekerheid en dus ook aan de gezondheidszorg. Sociale partners hebben heel veel macht in ons sociaal zekerheidssysteem. Dat is goed maar dat brengt ook een grote verantwoordelijkheid met zich mee, zeker in tijden waarin de zorg onder druk staat. Als we verschillende hervormingsagenda’s (nomenclatuur, ziekenhuishervorming, wachtposten) op de rails hebben gezet, is dat niet omdat we willen veranderen om te veranderen of omwille van een oordeel over de kwaliteit van de zorg of omwille van een dogmatisch ideologisme maar omdat de wijze waarop we de zorg organiseren vandaag onhoudbaar is. De vraag naar zorg groeit, maar er zullen altijd geld en mensen te kort zijn. We moeten blijven investeren in gezondheidszorg. Vandaag investeert de federale overheid 45 miljard euro per jaar in de zorg en dat budget stijgt jaar na jaar. Maar zelfs met die uitgaven kunnen we het huidig systeem niet blijven financieren. We zullen ook nooit genoeg zorgpersoneel hebben als we de zorg blijven organiseren zoals we vandaag doen. In Nederland heeft men berekend dat men met het huidige systeem tegen 2045 twee miljoen zorgverleners nodig heeft. Dat zijn er 600.000 meer dan vandaag en dat betekent dat in 2045 een kwart van de beroepsactieve bevolking in Nederland in de zorg zou moeten werken. Dat is onhaalbaar. We zullen dus moeten hervormen en daarin hebben de sociale partners een grote verantwoordelijkheid. Zij zullen over hun eigen schaduw moeten treden. Nieuwe paden moeten bewandelen om jullie toekomst te verzekeren.
- Ik zal nooit aanvaarden dat een overheid de therapeutische vrijheid van artsen onderuit haalt maar therapeutische vrijheid staat niet gelijk met een absolute vrijheid. Er mag van een arts verwacht worden dat hij of zij evidence based werkt en de therapeutische interventies kadert in deze basis van de geneeskunde. Kwaliteitsincentives en transparantie zijn daarin belangrijke elementen. Anderzijds is ook de betaalbaarheid van de zorg een belangrijk kwalitatief én deontologisch aspect van de zorg.
De remgelden zijn daarbij een belangrijk symbool geworden. Er worden daarbij echter twee discussies doorheen gehaald.
- Ten eerste: kunnen remgelden een instrument zijn om een betere sturing in de zorg te krijgen. Ik heb daar geen taboes over. Ik wil dit in alle openheid bekijken. Hoe kunnen remgelden een sturingsinstrument zijn en hoe vermijden we dat door verhoogde remgelden een deel van de bevolking zorg uitstelt?
- Ten tweede hoe financieren we de zorg. De laatste maanden was het antwoord op elke nieuwe financieringsvraag of herwaardering van een nomenclatuur een verhoging van het remgeld. Als we die redenering doortrekken en alle zorgberoepen een financieringsnood laten oplossen door een verhoging van het remgeld wordt de zorg onbetaalbaar. Laten we ook niet vergeten dat in vergelijking met andere landen de eigen bijdrage van de patiënten in de zorg (niet bij de huisartsgeneeskunde) vandaag al bij de hogere van Europa ligt. Remgelden op een doordachte wijze aanpassen kan natuurlijk middelen opleveren om bepaalde goed-geïdentificeerde prioritaire noden in de gezondheidszorg te helpen financieren, en dan is dat zelfs een zinvolle doelstelling. Maar remgelden verhogen om eender welk financieringsprobleem, laat staan dreigende budgettaire ontsporingen, op te vangen is niet de weg die we moeten inslaan. Hiervoor zijn grondige hervormingen in het zorgsysteem en het financieringssysteem nodig. Ik hoop dat de sociale partners en dus ook de artsensyndicaten, die weg willen inslaan.
1.3 Vertrouwen in de toekomst van het beroep
Vertrouwen strekt zich ook uit naar toekomstige generaties huisartsen. Veel jonge artsen twijfelen om huisarts te worden, vanwege de werkdruk, de onzekerheid en het gebrek aan steun. Ik sprak een jonge huisarts in opleiding die zei: “Ik hou van de diversiteit en de menselijke kant van dit vak, maar ik ben bang dat ik uitgeput raak door alles wat erbij komt kijken.”
Ons beleid moet hen tonen dat huisartsgeneeskunde een beroep is met respect, ondersteuning en toekomst. Dat betekent investeren in groepspraktijken, eerlijke financiering en werkbaar tijdsmanagement.
We hebben ook geleerd dat vertrouwen groeit door zichtbare resultaten. Bijvoorbeeld: projecten waarbij huisartsen nauw samenwerken met psychologen en maatschappelijk werkers zoals onder andere in wijkgezondheidscentra en medische huizen vandaag al gebeurd, waar patiënten sneller worden geholpen en terugval wordt voorkomen. Daar zien we direct het effect van vertrouwen – in de arts, in het systeem, in zichzelf.
Deel 2: Innovatie
2.1 Digitale hulpmiddelen als bondgenoot
Vertrouwen alleen is niet genoeg. We hebben ook innovatie nodig. Innovatie betekent dat we technologie, organisatie en kennis zo inzetten dat uw werk gemakkelijker wordt en de patiënt beter geholpen wordt.
De evolutie gaat de komende jaren razendsnel. Later op de dag zal Frank Robben nog een overzicht geven over de evoluties in eHealth en de praktische implicaties in de praktijk. Maar ook andere elementen zoals artificiële intelligentie, telemonitoring, gepersonaliseerde geneeskunde… zullen hun intrede doen.
Ze bieden kansen, maar roepen ook vragen op:
- Hoe waarborgen we kwaliteit en privacy?
- Hoe zorgen we dat technologie de zorg versterkt, en niet ontmenselijkt?
2.2 Innovatie in zorgmodellen
Innovatie is echter niet alleen een kwestie van technologie. Minstens even belangrijk is innovatie in zorgmodellen.
De klassieke solopraktijk maakt steeds vaker plaats voor groepspraktijken en multidisciplinaire teams. Onlangs bezocht ik een praktijk waar huisartsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en psychologen samenwerken.
Een patiënt zei daar: “Ik voel me echt gedragen. Als mijn huisarts er niet is, kent iemand anders mijn verhaal.” Dat is innovatie: niet alleen in technologie, maar in organisatie van zorg rond de patiënt.
Dit is geen pleidooi tegen de solopraktijk. Elke huisarts moet werken in de praktijkvorm die het meest aansluit bij zijn of haar persoonlijkheid. Het is echter wel een oproep naar samenwerking. Want in welke praktijkvorm je ook praktiseert, samenwerking met een praktijkassistente en verpleegkundige is een stap die elke praktijk zou moeten zetten. Vanuit het beleid hebben we de voorbije jaren dit ook maximaal gefaciliteerd.
In samenwerking met onder andere Domus Medica, Jong-Domus en de artsensyndicaten is een geheel nieuw financieringsmodel uitgewerkt voor de huisartsen, de New Deal. Daarbij wordt niet alleen ingezet op die samenwerking binnen een praktijk maar wordt ook ingezet op preventie en populatiegerichte zorg. Het zijn elementen die ook in het visiedocument Huisarts 2030 van Domus Medica als kernwaarden voor de toekomst werden gedefinieerd, met name huisartsen als teamspelers en huisartsen die zich inzetten voor volksgezondheid.
Maar ook in het prestatiesysteem hebben we financieringssystemen voor ondersteuning in de praktijk opgezet:
- Tegemoetkoming voor zorgcontinuïteit: een éénmalige tegemoetkoming in de kosten voor het opzetten van het model van zorgcontinuïteit in de praktijk en het afsluiten van een eerste arbeidsovereenkomst van onbeperkte duur met een praktijkassistent.
- Tegemoetkoming voor praktijkbeheer: een jaarlijkse tegemoetkoming voor het medisch beheer van de praktijk waarmee de organisatie van coördinatievergaderingen, het personeelsbeheer en het ontwikkelen van zorgprotocollen wordt gedekt.
Jammer genoeg merken we dat al deze middelen maar beperkt gebruikt worden. Ik begrijp zeker de koudwatervrees en het tijdsgebrek dat er is om grondige hervormingen in de praktijk door te voeren. Ik begrijp de angst voor de belasting (personeelsbeleid, financiering, aansturing) die het aanwerven van een personeelslid met zich meebrengt, op een moment dat iedereen al op de tippen van zijn tenen loopt. Maar dat is nu net sociaal ondernemerschap: springen in een voor u onbekende wereld, waarbij u zich door beroepsorganisaties zoals Domus Medica of uw collega’s kunt laten adviseren.
Eenmaal de sprong gemaakt (en dat merken we ook in de New Deal) ervaart iedereen de voordelen en wil men niet meer terug naar de oude situatie.
Deel 3: Verbinding
3.1 Verbinding binnen de eerste lijn
Een huisarts uit West-Vlaanderen vertelde me: “Ik ben de dirigent van een orkest, maar soms ontbreekt de partituur.” Hij bedoelde: hij werkt samen met verpleegkundigen, psychologen en diëtisten, maar de coördinatie is moeilijk.
Onze ambitie is duidelijk: multidisciplinair werken moet de standaard zijn, niet de uitzondering. Huisartsen moeten centraal blijven, als regisseur, maar ondersteund door een sterk team.
Een bijzondere plaats in die samenwerking verdient de eerstelijnspsycholoog. Steeds meer mensen die bij u op consultatie komen, dragen niet alleen lichamelijke klachten, maar ook psychische zorgen met zich mee. Dat kan gaan van stress en slaapproblemen tot burn-out of depressieve gevoelens. U bent vaak de eerste die dit signaleert.
Het gaat daarbij niet enkel om doorverwijzen. Het gaat om écht samenwerken, ook in uw kabinet. Soms betekent dat samen een patiënt zien in een gezamenlijke consultatie, soms betekent het dat u snel kan overleggen met de psycholoog over vragen rond een bepaalde patiënt. Soms gaat het ook om patiënten in kennis stellen van groepsinterventies die hun mentaal welzijn versterken. Die nauwe samenwerking maakt het verschil: u staat er niet alleen voor, de patiënt krijgt sneller en beter passende hulp, en de drempel om psychische zorg te zoeken wordt kleiner. Deze mogelijkheden bestaan vandaag al maar worden nog onvoldoende gebruikt. Maak er gebruik van, het zal een verrijking van uw werk zijn.
Maar een goed regisseur is geen controlefreak. Een goed regisseur geeft ook vertrouwen: vertrouwen in zijn patiënten en zijn medewerkers.
Er zijn vandaag discussies over welke rol verschillende actoren in de zorg kunnen opnemen. Vaccinatie door apothekers, of rechtstreekse toegang tot de kinesist voor een beperkt aantal pathologieën zijn aanleiding tot hevige discussies over de kernwaarde van iedere beroepsgroep.
Het is enerzijds goed dat deze discussies lopende zijn in kader van het nijpende personeelstekort dat we hebben. Maar anderzijds merk ik dat deze discussies vaak verzanden in een protectionistische reflex. Niet elk debat wordt altijd even correct gevoerd, en soms is lobbying of profilering een element in het debat dat deze discussies niet vergemakkelijken.
Maar een systematische weigering van elke uitbreiding van de bevoegdheid van een zorgberoep helpt ook de huisartsgeneeskunde niet vooruit. Als elk antwoord op een vraag of een voorstel van een bepaalde groep zorgverleners een defensieve reactie is van huisartsen en artsen-specialisten, wordt het debat moeilijk en zullen andere zorgverleners andere (parlementaire) wegen zoeken.
Nochtans merk ik op het terrein, op het veld, dat die samenwerking er al vaak is en dat veel huisartsen ook vragende partij zijn om bepaalde beperkingen op te heffen. Ook daar is mijn oproep kijk naar de toekomst, versterk uw eigen beroep, maar versterk ook de andere zorgberoepen. U gaat er alleen maar voordeel uithalen.
3.2 Verbinding met de tweede lijn
Maar er is nog een tweede cruciale uitdaging: de samenwerking tussen eerste en tweede lijn.
De evoluties in ziekenhuizen hebben een directe impact op de eerste lijn.
- Meer patiënten in daghospitalisatie.
- Meer patiënten die we op afstand volgen via telemonitoring.
Dat vraagt een geoliede machine van zorgverleners – van eerste en tweede lijn samen.
We hebben bindende afspraken nodig. Duidelijke protocollen: wie doet wat, en wanneer.
Een systeem dat over de muren heen de kwaliteit kan monitoren. Gezamenlijke medische dossiers. Een andere aanpak van incidenten.
De eerste lijn is hier vandaag nog onvoldoende op voorbereid en daar ligt een enorme uitdaging voor jullie. De gezondheidszorg is als een huis. De ziekenhuizen zijn één muur, de eerste lijn een andere muur. Als we dit huis willen renoveren tot een gemeenschappelijke thuis dan hebben we een stevige fundering en cement tussen de muren nodig.
Zonder goede coördinatie, zonder duidelijke afspraken, zonder monitoring… valt het hele huis uit elkaar.
3.3 Verbinding met de arbeidswereld
Gezondheid stopt tenslotte niet bij de spreekkamer. Werk is cruciaal voor welzijn, herstel en sociale participatie.
De toename van langdurige arbeidsongeschiktheid stelt ons zorgsysteem en de samenleving voor grote uitdagingen. België wijkt in dit opzicht af van de meeste andere Europese landen, dus ergens zit er iets fout in ons systeem. Factoren zoals vergrijzing, verhoging van de pensioenleeftijd, de toename van chronische aandoeningen en een ongewijzigd systeem van arbeidsongeschiktheid en invaliditeit sinds 1994 spelen hierbij een rol.
De huisarts is vaak de eerste arts die geconfronteerd wordt met een patiënt die (al dan niet tijdelijk) arbeidsongeschikt raakt. Te lang hebben we arbeidsongeschiktheid stiefmoederlijk behandeld. Voor mij is het echter een schande dat we deze mensen zo lang in de vergeethoek hebben laten zitten. Arbeidsongeschiktheid is immers een gezondheidsprobleem, geen economisch probleem.
Op het vlak van ‘Terug naar werk (TNW)’ zijn er door mij verschillende stappen gezet. In de vorige legislatuur ben ik gestart met de terug-naar-werk-coördinatoren en een systematische opvolging van patiënten in arbeidsongeschiktheid door de mutualiteiten in de 4e de 7e en de 11e maand van de arbeidsongeschiktheid. Nu bereiden we een derde golf voor waarbij we sneller en gecoördineerder willen ingrijpen.
Er zullen daarbij voor artsen een aantal zaken veranderen zoals het maximaal voorschrijven van 3 aansluitende maanden arbeidsongeschiktheid, de invoering van de fitnote en het verder uitrollen van het trio-platform. We willen dit samen met de beroepsorganisaties doen en ik heb daarvoor al een eerste overleg gehad onder andere met Domus Medica.
We willen ook werken aan een position paper over de rol van de huisarts in arbeidsongeschiktheid. We zullen dit samen met artsenorganisaties uitwerken maar uit het eerste gesprek zijn voor mij al enkele duidelijke principes naar voor gekomen.
- De behandelend arts is geen controleur. De beoordeling van arbeidsongeschiktheid is een medisch-therapeutische inschatting, geen controlefunctie.
- Het attest mag niet de reden zijn voor een consult. Het voorschrijven van arbeidsongeschiktheid maakt deel uit van een zorg- en hersteltraject, nooit louter administratief.
- Arbeidsongeschiktheid is onderdeel van een behandeling. Een fitnote of attest moet kaderen in herstel, preventie en re-integratie.
- Werkhervatting is gezondheidsbevorderend. Indien haalbaar, is een geleidelijke terugkeer naar werk een onderdeel van herstel en van het leren omgaan met ziekte of beperking.
Ik weet dat er bezorgdheid is over het meldpunt voor werkgevers in kader van arbeidsongeschiktheid. Voor mij is die controle niet de essentie maar een regeerakkoord is een compromis tussen verschillende partijen dat ik zal uitvoeren. Voor mij is het versterken van de competenties en peer review de essentie van mijn beleid. Om tot peer review te komen heb je echter data nodig. Vandaar de databank die we willen aanleggen om individuele feedback te geven zoals we dat vandaag ook al doen bij bijvoorbeeld medicatievoorschriften. Daarnaast werken we ook aan fiches over een aantal pathologieën om artsen extra tools te geven om arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke werkhervatting beter te kunnen adviseren.
Slotwoord
Beste huisartsen,
Laat me afsluiten met een beeld. Een oudere man vertelde me: “Zolang mijn huisarts er is, voel ik me veilig.” Dat is waar het om gaat: vertrouwen.
De toekomst van de huisartsgeneeskunde bouwen we samen. Op drie fundamenten: Vertrouwen, Innovatie en Verbinding. Deze woorden zijn geen slogans; ze zijn de bouwstenen van een sterk, menselijk en toekomstgericht systeem.
Ik geloof dat we dit samen kunnen realiseren. Dat we een huisartsgeneeskunde creëren waarin patiënten zich nog beter gehoord voelen, waarin artsen beter ondersteund worden, en waarin zorg rond de patiënt wordt georganiseerd.
Dames en heren, laten we dit samen doen. Voor u huisartsen en voor elke patiënt in België.
Ik dank u.