MAHA sectoranalyse

Dames en heren,  
Geacht publiek, 

Het MAHA-rapport is intussen een vaste afspraak geworden, een moment waarop cijfers, beleid en realiteit elkaar kruisen. Ik wil Belfius en hun onderzoeksteam van harte bedanken voor de degelijkheid en continuïteit waarmee zij deze analyse jaar na jaar realiseren. Het rapport van 2025 verschijnt opnieuw op een bijzonder ogenblik. Na de opeenvolgende crisissen van de voorbije jaren – de pandemie, de energie- en inflatieschokken – zitten we nu in budgettair moeilijke tijden. In tijden waar solidariteit en verantwoordelijkheid meer dan ooit nodig zijn.  

In deze uitdagende tijden brengt het MAHA-rapport een boodschap van stabilisering, van schijnbare rust.  De ziekenhuisactiviteit stabiliseert verder. De groei van het dagziekenhuis, vooral voor chirurgische ingrepen, bevestigt een trend die we de laatste jaren duidelijk waarnemen en ook beleidsmatig hebben aangemoedigd. Minder klassieke opnames en kortere verblijven gaan hand in hand met een steeds meer patiëntgerichte organisatie van de zorg. Die evolutie is positief en toont de wendbaarheid van onze ziekenhuizen, die er ondanks moeilijke omstandigheden in slagen zich aan te passen aan een veranderende context.  

Beste allen, 

De budgettaire context is moeilijk. Ik heb binnen de regering gevochten om de begroting 2026 voor de gezondheidszorg te vrijwaren. En ook tijdens het aanslepende begrotingsconclaaf vecht ik, ondanks enorme druk van bepaalde coalitiepartners, voor een begroting gezondheidszorg die blijft groeien. We moeten blijven investeren – in zorg, én in de mensen die in de zorg werken.  

In 2026 investeren we 1,5 miljard euro (groeinorm 2% en indexering) bijkomend in de gezondheidszorg, wat het budget tot 46,775 miljard euro doet oplopen. Deze massieve investering betekent evenwel niet dat we alles op zijn beloop kunnen laten. Als we het kraantje zomaar laten openstaan, en geen maatregelen nemen om de solidaire middelen gericht in te zetten, dan dreigde er een sterke overschrijding van het budget.   

Ook de ziekenhuizen moeten hierbij hun verantwoordelijkheid opnemen. Jullie kregen de opdracht om tegen 1 januari 2027 ten laatste de financiering van het dagziekenhuis te herzien, met het oog op efficiëntiewinsten ten belope van 47 miljoen. In afwachting wordt in 2026 het budget van de ziekenhuizen verminderd met eenzelfde bedrag.  Ik ben me ervan bewust dat ook maatregelen in de farma (die meer dan nodig zijn willen we vermijden dat de uitgaven voor geneesmiddelen de komende jaren alle marge in de gezondheidszorg opsouperen) en bij de artsen onrechtstreekse impact op het budget van de ziekenhuizen. Makkelijk wordt het dus niet.  

Maar het is belangrijk voor ogen te houden dat de budgetten blijven stijgen. Fors stijgen. Tijdens de periode 2019-2026 zal het Budget Financiële Middelen gemiddeld per jaar gestegen zijn met 6,04% nominaal en 2,57% reëel. De som van alle artsenhonoraria is tussen 2019 en 2026 gemiddeld per jaar toegenomen met 5,44% nominaal en 2,00% reëel.   Om deze cijfers een beetje reliëf te geven, vergelijk ik ze graag met de reële groei van het BNP over dezelfde periode, 2019-2026. De groei van de federale inspanning voor het budget financiële middelen van de ziekenhuizen was meer dan 2 keer groter dan de reële groei van het BNP (1,15%). De toename van de massa van de artsenhonoraria is over de gehele periode ook 2 keer groter dan de groei van het BNP. De federale overheid en de sociale zekerheid hebben rechtstreeks (via het BFM) en onrechtstreeks (via de artsenhonoraria maar ook via de farmaceutische specialiteiten) geïnvesteerd in de ziekenhuizen. En dat was en is nodig.   

Bovendien, door een volgehouden inspanning van de administraties zullen de ziekenhuizen versneld inhaalbedragen van vorige jaren krijgen, wat jullie liquiditeit aanzienlijk verhoogd. In 2025 gaat het om een bedrag van 721 miljoen euro; dit is ca. 380 miljoen meer dan in 2024 en bijna 540 miljoen euro meer dan in 2023. 

Natuurlijk blijven er ondanks die investeringen enorme uitdagingen. De MAHA-analyse toont een financieel evenwicht dat kwetsbaar is, met beperkte marges en duidelijke verschillen tussen instellingen en regio’s. Sommige ziekenhuizen kunnen investeren en reserves opbouwen, terwijl andere elke euro moeten omdraaien om de balans in evenwicht te houden. Die verschillen hebben te maken met uiteenlopende factoren – de case-mix, de personeelskost, de pensioenlasten en de toegang tot krediet.  

Beste allen, 

Ik had het in het begin van mijn toespraak over solidariteit en verantwoordelijkheid. In ruil voor de bereidheid van de regering - of toch een aantal partijen in de regering - om te blijven investeren in de gezondheidszorg, moet de sector zelf de hand aan de ploeg slaan, en mee verantwoordelijkheid opnemen om belangrijke uitdagingen aan te pakken. Iedereen zal over zijn eigen schaduw moeten durven stappen.  

De personeelsuitdaging blijft daarbij één van de meest bepalende factoren. De vraag is niet enkel “hoe voldoende personeel vinden” maar ook -en meer dan ooit- hoe ervoor zorgen dat het personeel duurzaam blijft werken in de zorg. Hoe er samen voor zorgen dat zo min mogelijk mensen langdurig uitvallen wegens ziekte. Hoe ervoor zorgen dat de jongeren goesting hebben om in de zorg te werken, en de oudere werknemers de passie en de energie behouden om in de zorg te blijven werken. 

Ondanks de inspanningen die de afgelopen jaren zijn geleverd om meer mensen naar de zorgsector te trekken, blijven de vacatures talrijk en het ziekteverzuim hoog. De krapte op de arbeidsmarkt dwingt ons om de organisatie van onze zorg te herdenken: hoe we teams vormen, hoe we competenties inzetten, hoe we technologie en digitalisering kunnen gebruiken om zorgverleners te ontlasten.  

Tegelijk moeten we beseffen dat waardering – financieel, maar ook maatschappelijk – het fundament blijft van een duurzame zorgsector. Enkele grootschalige studies - zoals de Be.well.pro.monitor; een grootschalige bevraging door IDEA consult in opdracht van de FOD Volksgezondheid maar ook de Toekomstagenda van de Zorg - leggen vier grote pijnpunten bloot: 1) de hoge werkdruk en personeelstekorten, 2) de emotionele en psychosociale belasting, 3) de onevenwichtige werk-privébalans en 4) de ontevredenheid over het loon. Met deze pijnpunten als uitgangspunt, werken we in overleg met de sociale partners aan de inhoudelijke fundamenten voor een sociaal akkoord in de tweede fase van deze legislatuur.  Het is voor mij prioritair dat hier voldoende budgettaire middelen voor worden vrijgemaakt. Maar -opnieuw- het beheersen van de uitgaven van de gezondheidszorg is een conditio sine qua non hiervoor. 

Een thema dat hier nauw bij aansluit is het inzetten op een duurzaam en gepast Terug Naar Werk-beleid. Preventieve acties moeten voorkomen dat mensen uitvallen, maar helemaal vermijden kun je dat waarschijnlijk nooit. Daarom is het nodig dat extra zorg wordt besteed aan het creëren van kansen voor mensen die uitgevallen zijn en die in staat zijn om op een begeleide en aangepaste manier terug te keren naar werk. Ik heb mooie voorbeelden gezien van hoe ziekenhuizen inzetten op een Terug Naar Werk-beleid voor patiënten die zij in behandeling hebben. Maar jullie hebben hier toch nog werk aan de winkel, zeker als je weet dat de regering een veel sterkere responsabiliseringsbijdrage plant. We zien nog zeer grote verschillen (cf. de resultaten van de responsabiliseringsbijdrage die we in de vorige legislatuur ingevoerd hebben, illustreert dat er binnen de sector grote verschillen zijn).  

Een volgende zeer uitdagende hervorming gaat over het ziekenhuislandschap.  

Binnen de ziekenhuizen zijn structurele veranderingen nodig om de doelmatigheid van zorg te versterken. Die hervorming is geen doel op zich, maar een noodzakelijke hefboom om zorg toekomstgericht te organiseren: meer ambulant, dichter bij de patiënt en afgestemd op medische noodzaak. We schatten dat het aantal erkende acute ziekenhuisbedden tegen 2030 met zo’n 8% kan dalen, onder meer dankzij de groei van daghospitalisatie en thuishospitalisatie.  

De IMC Volksgezondheid belastte een panel van onafhankelijke experten met de opdracht een rapport uit te werken voor een duurzaam ziekenhuislandschap.    Het doel is de kwaliteit en efficiëntie van de zorg te verbeteren, met daarbij steeds het noodzakelijke evenwicht in gedachten tussen geografische toegankelijkheid waar mogelijk en concentratie waar nodig voor de kwaliteit van de zorg.  De conclusies van dit panel worden eind 2025 aan de IMC voorgelegd.  Het IMC zal op basis hiervan prioritaire hervormingslijnen vastleggen.   Dit wordt een zware opdracht. Het IKEA-concept “ik kan echt alles alleen” is geen duurzaam antwoord op de uitdagingen waar we voor staan.   

Ten derde, staan de hervormingen van de ziekenhuisfinanciering en van de nomenclatuur blijvend op de agenda. Het bestaande duale model, met een complexe combinatie van Budget Financiële Middelen en honoraria, is niet langer houdbaar. De werken aan een nieuw, eenvoudiger en transparanter systeem zijn aan de gang. Het doel blijft om te evolueren naar een all-in forfait per pathologie dat alle zorggerelateerde kosten dekt. Dat systeem moet samenwerking stimuleren in plaats van concurrentie, kwaliteit belonen in plaats van volume, en voorspelbaarheid brengen waar vandaag onzekerheid heerst.  

Als alles volgens wens verloopt, zouden zowel de hervorming van de nomenclatuur als de hervorming van de ziekenhuisfinanciering rond moeten zijn tegen 2028. De laatste hand wordt gelegd aan de wetenschappelijke voorbereidingen van de hervorming van de nomenclatuur, waarna in 2026 de tijd genomen zal worden voor grondig overleg; en de technische implementatie verder zal worden voorbereid.  

Zoals u weet, loopt parallel de discussie over de plafonnering van de ereloonsupplementen. Een stapsgewijze afbouw van supplementen blijft in een solidair gefinancierde gezondheidszorg een belangrijke doelstelling. Ik heb tot op heden nog steeds geen goed onderbouwde uitleg waarom in sommige ziekenhuizen zoveel supplementen gevraagd worden en in andere niet. Ik heb van verschillende koepels een eerste aanzet van cijfermatige onderbouw gekregen, maar die bevestigen eigenlijk dat er geen correlatie is tussen de hoogte van supplementen, de hoogte van afdrachten (zowel op het basishonorarium als de ereloonsupplementen), het financieel resultaat en de omzet van ziekenhuizen.  

Ik had het reeds over de budgettaire uitdagingen. Op korte termijn vraagt de begroting voor 2026 en 2027 om discipline en verantwoordelijkheid. De ziekenhuizen kregen een jaar tijd om goede, structurele maatregelen uit te werken. Ik roep u op om deze handschoen op te nemen, en van de geboden tijd gebruik te maken om met doordachte voorstellen te komen. Dat vraagt moed en realisme: moed om structurele veranderingen door te voeren, en realisme om te erkennen dat de middelen niet onbeperkt zijn.  

Dames en heren, 

Het MAHA-rapport van 2025 toont een sector in transitie. Een sector die, ondanks druk en onzekerheid, blijft functioneren en vernieuwen. Onze ziekenhuizen zijn het levende bewijs van de kracht van solidariteit en professionaliteit in onze samenleving. Maar die kracht vraagt ook vertrouwen,  duidelijkheid, en een beleid dat durft te kiezen.  Dit vraagt solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid – ‘co-responsabiliteit’ zoals ik onlangs onderlijnd heb in een lezing over solidariteit voor het Department of Social Policy and Intervention in Oxford. Solidariteit is immers een kostbaar en kwetsbaar goed. 

We moeten blijvend investeren in de zorg. Maar investeren mag geen synoniem zijn van “ meer van hetzelfde”. We moeten investeren mét richting, investeren én hervormen.  Meer geld voor onze gezondheid en meer gezondheid voor ons geld, daar gaat het om. Dat is, en blijft, onze gemeenschappelijke opdracht: een duurzame, toegankelijke en solidaire gezondheidszorg waar elke patiënt op kan rekenen, vandaag én morgen. Dank u wel.