Goede zorg is gedeelde zorg: beleid in de GGZ als hefboom voor partnerschap

Geachte dames en heren,
Collega’s uit de politiediensten, justitie, hulpverlening en geestelijke gezondheidszorg,

Allereerst wil ik jullie hartelijk bedanken voor jullie dagelijkse inzet en verantwoordelijkheid in vaak heel moeilijke omstandigheden. U staat middenin complexe realiteiten, op kruispunten van veiligheid en kwetsbaarheid, tussen burgerlijke orde en menselijke nood. Mensen die, elk op hun manier, een cruciale rol spelen bij het voorkomen en beheersen van psychische crisissituaties in onze samenleving. We stellen het allemaal vast op het terrein: de behoefte aan psychische zorg neemt voortdurend toe en de sociale spanningen in onze samenleving verhogen de frequentie en intensiteit van crisissituaties. Gedwongen opnames nemen toe en onze hulpdiensten, zowel politie als justitie en de zorg, bevinden zich steeds vaker in de frontlinie, waar ze te maken hebben met mensen in grote psychische nood.

Wat we vandaag bespreken is dus geen beleidskwestie in abstracto. Het gaat over mensen. Over burgers in psychische nood. Over professionals in justitie, politie en hulpverlening die elke dag het verschil moeten maken. En te vaak doet u dat in omstandigheden die menselijk, organisatorisch of wettelijk niet voldoende zijn afgestemd op wat u nodig heeft om uw werk goed en veilig te doen. Vandaag wil ik met u spreken over wat ons bindt. Niet alleen via structuren of bevoegdheden, maar via gedeelde ervaringen op het terrein.

 

Een gedeelde realiteit – en het onvermijdelijke besef dat het anders moet

De gebeurtenissen van de voorbije jaren hebben ons die noodzaak op pijnlijke wijze getoond. We denken hierbij onvermijdelijk aan het tragische overlijden van inspecteur Thomas Montjoie, die in 2023 in Brussel werd gedood tijdens een interventie waarbij psychiatrische problematieken meespeelden. Een schok die ver voorbij de politieorganisatie reikte. Ook het incident aan de spoeddiensten in Dendermonde, waarbij een persoon in psychische crisis het leven liet, heeft diepe indruk nagelaten zowel op de hulpverleners maar ook op mensen die leven met een psychische aandoening en vrezen dat dit ook hen kan overkomen.

Deze feiten dwingen ons tot reflectie. Want wat ze blootleggen, is een systeem dat vandaag nog te veel opgedeeld is in domeinen: zorg hier, veiligheid daar, justitie ergens daartussen. Maar een crisis houdt zich niet aan zulke grenzen. Ze vraagt snelheid, helderheid, en samenwerking. Veel samenwerking.

 

De lessen die we moeten trekken

Wat leren we hieruit? Eerst en vooral dat we als sectoren te vaak naast elkaar werken, eerder dan met elkaar.

In crisissituaties ontbreekt het aan gestructureerde communicatie tussen politie, justitie en zorg. Rollen en verantwoordelijkheden zijn onduidelijk, informatie wordt vaak vertraagd of zelfs helemaal niet gedeeld. Hulpverleners en politiemensen botsen op wetgeving die eerder hindert dan helpt. Het beroepsgeheim en de medische deontologie vormen soms blokkades waar net bruggen nodig zijn.

Bovendien merken we dat er onvoldoende kennisuitwisseling is. Politie heeft niet altijd de juiste ondersteuning of opleiding om crisissen met psychische problematieken correct in te schatten. En zorgverleners hebben vaak geen inzicht in hoe politiemensen denken en werken — onder enorme tijdsdruk, onder dreiging, met verantwoordelijkheid.

Ook de zorgcapaciteit zelf schiet tekort. Een spoedopname is niet altijd de juiste plek voor een persoon in psychische crisis. Vandaag kunnen mobiele crisisteams pas 24 tot 48 uur na aanmelding reageren — dat is te traag voor situaties waar elke minuut telt. De hulp moet er zijn op het moment dat het nodig is, niet achteraf.

Tot slot: onze juridische kaders zijn verouderd. Ze houden te weinig rekening met de vermaatschappelijking van de zorg en de realiteit van crisissen waarin zorg en veiligheid onlosmakelijk met elkaar verweven zijn.

 

Wat doen we?

  • De nieuwe wet van 16 mei 2024 – van dwang naar beschermende zorg

Een belangrijke stap daarin is de wet van 16 mei 2024, die de wet van 1990 hervormt. Deze wet vormt een fundamenteel keerpunt in onze omgang met mensen in psychische crisis. Ze kiest voor een menselijker kader, waarin gedwongen opname echt het laatste redmiddel is, en waarin preventie, bescherming en vrijwilligheid centraal staan.

De wet maakt het mogelijk om een korte observatieperiode van 48 uur in te stellen, laat vrijwillige behandeling onder voorwaarden toe, en erkent dat niet alleen ziekenhuizen maar ook andere residentiële voorzieningen geschikt kunnen zijn voor crisishulp.

Deze wet is sinds 1 januari 2025 van kracht, en leidt ook tot uitvoeringsbesluiten die gestandaardiseerde procedures mogelijk maken, zoals uniforme medische rapporten en model voor een behandelplan in geval van een vrijwillige behandeling onder voorwaarden.

Bovendien wordt samen met de deelstaten verder gewerkt aan de uitvoering van artikel 36 van die wet, waarin het vervoer en de opvang van personen in residentiële voorzieningen wordt geregeld.

  • COL-richtlijnen en samenwerking met parketten

Het is belangrijk dat we deze wet niet alleen juridisch implementeren, maar ook vertalen naar concrete samenwerking op het terrein. In die context wil ik verwijzen naar de samenwerking met de procureur-generaal van Henegouwen, mevrouw Godart, die de federale gezondheidsdiensten heeft uitgenodigd om de COL-richtlijnen rond geestelijke gezondheid en het Excited Delirium Syndrome te herzien.

Ons doel is een gezamenlijke, gedragen richtlijn tussen Justitie, politie en gezondheidszorg. Alleen zo vermijden we dat elke regio op zichzelf blijft functioneren, met eigen interpretaties en versnipperde werkwijzen.

 

Van wettelijk kader naar werkelijkheid: investeren in betere opvang van crisissituaties via HIC en mobiele crisiszorg.

Maar een wet alleen is niet onvoldoende. Daarom investeren we, op grote schaal, in een zorgprogramma voor crisis- en urgentiepsychiatrie met als doelstelling om mensen in crisis beter en sneller gepaste hulp te bieden en zoveel als mogelijk beschermende observatiemaatregelen kan vermijden en indien nodig, op een menselijke manier kan gebeuren.

De High Intensive Care diensten zijn vandaag al een belangrijke schakel. Ze bieden kleinschalige, intensieve, tijdelijke opvang voor mensen in zware crisis. Niet als extra bedden, maar als alternatief voor acute dwang. Veilig, begeleid, menselijk.

Daarnaast hervormen en versterken we de mobiele crisisteams. Sinds 2012 leveren zij waardevolle zorg, maar ze slagen er niet in om de noden van de politie te beantwoorden op het moment dat het nodig is. De interventietijd van 24 tot 48 uur is te lang.

Dat werd in 2023 overduidelijk in Brussel, toen de situatie rond het Zuidstation uit de hand liep. Ordediensten stonden onder druk, het aantal crisissituaties steeg explosief, en het zorgsysteem kon die druk niet aan. Spoeddiensten liepen vast, parketten zagen hun dossiers verdrievoudigen.

Het was in die context dat het EMUT-project werd opgericht: een mobiel team dat snelle, geïntegreerde interventie biedt bij crisissen.

 

EMUT als eerste crisis- en urgentieteam

EMUT staat voor Équipe Mobile d’Urgence et de Traitement. Het team werkt outreachend, interdisciplinair, en in nauwe samenwerking met politie, spoeddiensten en hulpverlening.

Het kan:

  • snel ter plaatse gaan bij een oproep
  • een eerste inschatting maken (tot 4 uur)
  • de-escaleren en stabiliseren
  • eventueel een kortdurende observatie organiseren
  • een alternatief of begeleiding bieden voor een beschermende observatiemaatregel 

De werking hield rekening met het verslag dat in december 2023 door de Algemene vergadering van de Hoge Raad van Justitie werd goedgekeurd en dit naar aanleiding van het overlijden van inspecteur Thomas Montjoie waarin onder andere werd gewezen op:

  • het opleiden van politie inzake uitdagingen in de geestelijke gezondheid;
  • de coördinatie met de ziekenhuisdiensten en in het bijzonder de uitwisseling van informatie (gedeeld beroepsgeheim);
  • de relevantie van mobiele voorzieningen om alternatieven te bieden voor een opname, voorafgaand aan gedwongen opnames (als de situatie het natuurlijk toelaat);
  • de noodzaak om duidelijke protocollen op te stellen tussen de actoren politie, justitie en gezondheidszorg.

De ervaringen met EMUT in Brussel wordt straks nog uitvoerig toegelicht maar we horen heel wat positieve reacties. Daarom rollen we dit model in heel het land uit, met een investering van meer dan 24 miljoen euro.

Vanaf 2025 krijgt elk GGZ-netwerk de opdracht om een crisis- en urgentieteam op te richten met:

  • een telefonisch triagepunt, 7/7 bereikbaar voor politie, huisartsen en spoed
  • een mobiel interventieteam, dat onmiddellijk na aanmelding kan uitrukken
  • klinische observatiecapaciteit (24–48 uur)
  • follow-up en toeleiding naar passende zorg

Het vandaag al bestaande mobiel crisisteam wordt hierbij versterkt met bijkomend personeel en psychiatertijd en wordt gefaseerd uitgebreid naar avond-, weekend- en nachtopvang.

 

Samenwerking vereist respect én flexibiliteit

Maar dit kan niet gerealiseerd worden zonder de nauwe samenwerking met alle actoren. In het kader van de samenwerking met de politie is het belangrijk dat vanaf het begin rekening wordt gehouden met de noden en de organisatie van de lokale politie, van de realiteit van de inspecteur op het terrein tot de organisatie van de communicatie in de betrokken politiezone.

Zoals een inspecteur het treffend verwoordde: “Als één van ons is teleurgesteld is, de hele zone het.” Daarom is het van cruciaal belang dat politie en justitie vanaf het begin actief betrokken zijn bij de uitwerking, evaluatie en bijsturing van deze modellen. Zoals EMUT nu al voorziet: gezamenlijke evaluatiemomenten na interventies, waarin politie en zorg reflecteren op wat werkte — en wat niet.

We moeten ook erkennen dat hervorming en samenwerking moeilijk kan zijn. Het vraagt tijd en verschillende werkculturen botsen soms. Politie werkt hiërarchisch, doelgericht, onder tijdsdruk. GGZ werkt eerder procesmatig, met respect voor autonomie en vertrouwelijkheid. Die verschillen zijn geen hinder, maar een verrijking — op voorwaarde dat er dialoog is.

Om dit te ondersteunen, hebben we binnen de FOD Volksgezondheid een centrale coördinator aangesteld, dhr Johan Sijm, en elk netwerk werft projectmedewerkers aan om de uitrol in de praktijk te ondersteunen en de contacten te leggen met de betrokken politiezones.

 

Opleiding en vertrouwen

Een belangrijke succesfactor is opleiding. We vragen aan GGZ-netwerken om systematisch vorming aan te bieden aan politiediensten in hun regio. Maar dat is niet voldoende. We willen het gesprek aangaan met de politiescholen om ook de basisopleiding van inspecteurs rond geestelijke gezondheid te versterken.

Vertrouwen groeit door ontmoeting. Door elkaar te kennen. Door niet alleen over elkaar te spreken, maar mét elkaar.

 

Beroepsgeheim en veiligheid – geen tegenstelling

We moeten ook eerlijk zijn over een moeilijk punt: het spanningsveld tussen vertrouwelijkheid en veiligheid.

Het beroepsgeheim is een hoeksteen van de zorg, maar mag geen alibi worden om samenwerking te blokkeren. Zoals de Orde van Artsen stelt in haar recent advies: in crisissituaties is gedeeld beroepsgeheim niet alleen toegestaan, maar noodzakelijk. Mits goede afspraken, en altijd met respect voor autonomie en waardigheid.

We pleiten voor een landelijk samenwerkingsprotocol, juridisch onderbouwd én gedragen in de praktijk. Met ruimte voor lokale vertaling, evaluatie en bijsturing.

 

Tot slot: Samen Vooruit

Dames en heren,

Wat we vandaag proberen op te bouwen is geen perfect systeem. Maar het is wel een beter systeem. Een systeem dat sneller reageert, meer op maat werkt, en beter beschermt — voor wie in crisis is, én voor wie hulp moet bieden. We willen vermijden dat een interventie begint met dwang, maar liever met nabijheid. Met een luisterend oor, een klinische inschatting, en als het kan: een begeleiding die voorkomt dat iemand de verder de dieperik in gaat.

Wat vandaag op tafel ligt — wetgeving, zorgmodellen, EMUT, opleiding, gedeeld leiderschap — is geen eindpunt. Het is een begin. Dit project vraagt tijd, voorbereiding, inzet, bijsturing en vertrouwen maar ik hoop dat in de meeste netwerken tegen het einde van dit jaar de implementatie effectief van start gaat.

Ik wil u danken voor uw aanwezigheid, uw betrokkenheid, uw dagelijkse inzet. En ik nodig u uit om samen verder te bouwen. Aan protocollen, aan partnerschap, en bovenal: aan vertrouwen. Alleen samen kunnen we écht het verschil maken.

Ik dank u allen voor uw inzet, uw samenwerking, en uw geloof in een menselijker, rechtvaardiger aanpak van mensen met een dringende psychische hulpvraag.

Dank u wel.