Extra maatregelen voor een versterkt Terug naar Werk-beleid
De federale regering heeft op voorstel van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke verschillende belangrijke maatregelen goedgekeurd die het “Terug naar Werk”-beleid verder versterken. “Met deze eerste reeks nieuwe maatregelen zetten we een nieuwe stap met ons ‘Terug naar Werk’-beleid. Hiermee willen we mensen die nu nog aan de zijlijn staan, helpen om de stap terug naar werk te zetten.”
Met een recordaantal langdurig zieken is de uitdaging in dit land groot. In ons land groeit gelukkig meer en meer de overtuiging dat werken niet alleen economisch, maar vooral ook mentaal en sociaal essentieel is. Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke zette daarom tijdens de afgelopen legislatuur een vernieuwd en ambitieus beleid op poten rond de re-integratie van langdurig zieken. Het federale “Terug-Naar-Werk”beleid (TNW) is niet zomaar een reeks losse maatregelen, maar een allesomvattend plan om mensen die langdurig arbeidsongeschikt zijn beter te ondersteunen. Het is een brede maatschappelijke beweging waarin artsen, werkgevers, ziekenfondsen, private en publieke dienstverleners én de zieken zelf een rol spelen.
Voor deze nieuwe regering is het verder versterken en verbeteren van dit beleid ook een absolute prioriteit. De ministerraad keurde daarom op voorstel van minister Vandenbroucke verschillende maatregelen goed die het reeds gevoerde beleid verder versterken. Deze maatregelen gaan uit van samenwerking, solidariteit en perspectief. “Wie kan werken, voelt zich beter”, aldus minister Vandenbroucke. “Daarom willen we mensen die langdurig ziek zijn zo goed mogelijk terug naar het werk begeleiden. Iets wat zowel henzelf als de samenleving ten goede komt.”
Op dit moment ligt de focus op de nieuwe wettelijke bepalingen. Maar we mogen de grootste hervorming die voor ons ligt niet onder laten sneeuwen, want dat is een hervorming van mindset bij de behandelende arts en de arbeidsarts. Samen met de adviserend arts moeten zij zich voortaan veel verantwoordelijker voelen voor het activeren van de re-integratiekansen van hun patiënt. Enkel via die gedeelde verantwoordelijkheid kan het TNW-beleid echt slagen. Van nu af aan start een TNW-traject bij het voorschrijven van het attest voor arbeidsongeschiktheid. Werk komt niet meer helemaal op het einde van een behandeling, maar maakt er integraal deel van uit.
Een mensgerichte aanpak
Centraal in het beleid staat een eenvoudige gedachte: wie ziek is, verdient begeleiding op maat om – als het mogelijk is – opnieuw aan het werk te gaan. Niet door te forceren, maar door kansen te creëren. Het start al bij de behandelend arts, die samen met de patiënt en andere medische experten bekijkt wat nog wél mogelijk is. Dat gebeurt met respect voor ieders gezondheidssitua:e, maar met een focus op werkbaar werk en aangepast werk.
Artsen, werkgevers en ziekenfondsen zetten samen hun schouders onder herstel
Om het verschil te maken wordt voortgebouwd op succesvolle initiatieven uit de vorige legislatuur, zoals het aanstellen van TNW-coördinatoren en het opzetten van fysieke contactmomenten met adviserend artsen. Die samenwerking wordt nu versterkt met onder meer het TRIO-platform voor veilige gegevensdeling (onlangs uitgerold door het RIZIV), een grotere rol voor de arbeidsarts en meer mensen die voor begeleiding terecht kunnen bij de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten of de private partners binnen het TNW-fonds.
De rol van de werkgever is ook cruciaal. Als er aangepast werk mogelijk is, wordt van werkgevers verwacht om actief mee te denken. Tegelijkertijd worden ook de personen met gezondheidsproblemen aangemoedigd om hun re-integra:e ernstig te nemen. Wie kansen krijgt, moet die ook grijpen.
Met de nieuwe maatregelen nemen we ook enkele obstakels weg. Zo wordt het eenvoudiger om het werk gedeeltelijk te hervatten, zonder ingewikkelde procedures. Ook de regels rond het TNW-fonds worden eenvoudiger en de financiering ervan wordt versterkt.
Verhaal van kansen
Minister Vandenbroucke benadrukt dat dit beleid niemand uitsluit, en dat het draait om wat mensen nog wél kunnen. “Dit is een verhaal van kansen geven, zonder dat we druk uitoefenen op mensen. Door samen te werken, kunnen we het verschil maken voor al die mensen die vandaag nog aan de zijlijn staan, maar morgen weer willen en kunnen meedoen.”
Welke nieuwe maatregelen worden ingevoerd?
Werkgevers
Bijdrage werkgevers bij eerste twee maanden uitkering
Momenteel moeten de werkgevers enkel de eerste 4 weken instaan voor het gewaarborgd loon van een uitgevallen werknemer. Vanaf 1 januari 2026 zullen werkgevers echter ook een RSZ-solidariteitsbijdrage betalen van 30% van de ZIV-uitkering die de werknemer ontvangt in de tweede en de derde maand van zijn arbeidsongeschiktheid.
Met deze maatregel willen we ervoor zorgen dat werkgevers meer focussen op preventie. Zo willen we enerzijds vermijden dat mensen ziek worden, maar anderzijds ook werkgevers s:muleren om mee te zoeken naar aangepast werk voor de arbeidsongeschikte werknemer, zodat deze sneller terug (al dan niet gedeeltelijk) aan de slag kan.
Aanpassing wachttijd gewaarborgd loon
Om werkgevers deels tegemoet te komen, wordt de wachttijd rond het gewaarborgd loon aangepast van 2 weken naar 8 weken. Dat betekent dat je als werkgever minder snel opnieuw gewaarborgd loon moet betalen als iemand hervalt na een periode van ziekte. Een concreet voorbeeld:
- Werknemer X was 2 weken arbeidsongeschikt, maar gaat terug aan het werk.
- Indien werknemer X in de eerste 8 weken na de werkhervabng opnieuw uitvalt, start er geen nieuwe cyclus van gewaarborgd loon. De werknemer krijgt enkel nog de resterende 2 weken gewaarborgd loon, waarna deze op een uitkering van het RIZIV terechtkomt.
Afschaffing gewaarborgd loon bij gedeeltelijke werkhervatting
Tenslotte schaffen we het gewaarborgd loon bij gedeeltelijke werkhervatting af. Mensen die deeltijds terug aan het werk willen gaan, kampen meestal nog met gezondheidsproblemen. En de kans bestaat dat ze terug uitvallen.
Deze maatregel moet werkgevers stimuleren om mensen sneller toe te laten om deeltijds het werk te hervatten. Met de neutralisering van het gewaarborgd loon verkleinen we namelijk het financieel risico dat de werkgever loopt, wanneer deze werknemers die deeltijds aan het werk willen gaan, een kans geef. Indien deze persoon dan toch spijtig genoeg uitvalt, zal deze meteen een ZIV-uitkering krijgen.
Werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn
Het beleid van de regering wil zowel iemand die net is uitgevallen als iemand die al langdurig arbeidsongeschikt is, alle kansen geven om terug aan het werk te gaan. We voorzien voor hen ondersteuning op alle niveaus en zorgen er zo voor dat mensen de weg naar werk terug kunnen vinden.
Het is natuurlijk mogelijk dat mensen nog niet klaar zijn om de stap naar werk te zetten. Maar we verwachten wel dat iedereen na uitval aangeeft wat al dan niet mogelijk is op dat moment (of in de toekomst). Daarom vragen we o.a. aan mensen die in de arbeidsongeschiktheid terecht zijn gekomen om een vragenlijst in te vullen, maar verwachten we ook dat ze ingaan op uitnodigingen van de TNW-coördinator, de adviserend arts... Indien mensen dit weigeren te doen, staat daar een sanctie op.
De nieuwe maatregelen bouwen hier verder op.
- We verwachten dat mensen die arbeidsongeschikt zijn, niet enkel ingaan op de vraag voor een fysiek contact met de adviserend arts of de TNW-coördinator, maar nu ook met de arbeidsarts of arbeidsbemiddelaar.
- We breiden de bestaande sancties daarom uit naar de contacten met de arbeidsarts en de arbeidsbemiddelaar.
- Indien een persoon 2 keer niet komt opdagen (en zonder acceptabele uitleg) bij een arbeidsarts of adviserend arts, wordt de uitkering van deze persoon stopgezet. Wanneer deze persoon in de toekomst wel opdaagt, krijgt deze de uitkering terug.
- Indien een werknemer niet komt opdagen bij de TNW-coördinator en/of de arbeidsbemiddelaar, riskeert deze een sanctie van 10% (nu 2,5%).
- Tot slot verwachten we van iedereen met arbeidspoten:eel, en zonder arbeidsovereenkomst, dat ze zichzelf inschrijven bij de arbeidsbemiddelingsdiensten van de regio’s.
Verzekeringsinstellingen
We gaan de mutualiteiten ook verder responsabiliseren i.v.m. hun werkzaamheden om langdurig zieken terug aan het werk te krijgen. Zo zal er tegen 2029 geleidelijk een enveloppe worden afgezonderd tot 15% van de administratiekosten. De verdeling van die enveloppe over de VI’s zal gebeuren op basis van hoe succesvol ze zijn in het organiseren van acties om arbeidsongeschikt erkende personen terug naar werk te begeleiden. Het gaat vooral om acties die ze zelf in de hand hebben, want ziekenfondsen zijn vaak alankelijk van andere dienstverleners om een tewerkstelling te realiseren (zoals de arbeidsbemiddelaar, de werkgever of een dienstverlener van het TNW-fonds). Het gaat concreet om o.a. het aantal gedeeltelijke werkhervabngen en het aantal doorverwijzingen naar dienstverleners.
Tot slot zal het budget van de variabele administratiekosten (20% van de totale administratiekosten) voor een groter deel gekoppeld worden aan de TNW-trajecten.
Artsen
Artsen spelen een belangrijke rol in de hele kwestie van de langdurig zieken. Daarom vragen we aan alle artsen (behandelend arts, arbeidsarts, adviserend arts, …) om veel beter samen te werken en veel meer aan gegevensdeling te doen (hiervoor is het TRIO-platform opgericht). We verwachten ook dat artsen meer focussen op wat een persoon nog kan (= arbeidspoten:eel), in plaats van op wat een persoon niet meer kan.
We willen dat mensen beter worden opgevolgd, ook in het eerste jaar. Daarom mag gedurende de primaire arbeidsongeschiktheid (1ste jaar arbeidsongeschiktheid) een attest dat een arts voorschrijft nooit gaan over een periode van langer dan 3 maanden.
We gaan in de toekomst ook kijken naar hoe artsen attesten van arbeidsongeschiktheid voorschrijven. Hier zullen we focussen op het aantal voorgeschreven attesten, maar ook op de duur van de voorgeschreven attesten, waardoor we outliers kunnen identificeren. Deze outliers zullen eerst aangesproken worden op hun voorschrijfgedrag. Indien dit gedrag in de toekomst dan niet wordt aangepast, zal hier een financiële sanctie aan vasthangen.
Om deze cijfers te kunnen vergelijken, richten we een databank op waarin alle voorgeschreven attesten terechtkomen. In het begin zal dit gaan over alle attesten met een arbeidsongeschiktheid van 14 dagen en langer, maar tegen het einde van het jaar zal deze databank alle attesten bevatten (vanaf 1 dag arbeidsongeschiktheid). Daarom mogen er ook vanaf 1 juli 2025 geen papieren attesten van arbeidsongeschiktheid meer voorgeschreven worden.
We zullen artsen wel verschillende instrumenten aanreiken zodat ze hun voorschrijfgedrag kunnen bijsturen. Zo zullen we o.a. voor verschillende veelvoorkomende pathologieën richtlijnen geven rond de gepaste duur van arbeidsongeschiktheid. We hadden al TNW-fiches voor 9 pathologieën, nu komen er nog minstens 20 bij. Artsen moeten deze richtlijnen niet strikt volgen, maar het kan hen wel richting geven.
Tot slot zorgen we voor een meldpunt voor werkgevers die denken dat dokters frauduleuze attesten voorschrijven.