7,1 miljoen voor betere medische opvolging voor bewoners van woonzorgcentra
Artsen, zowel huisartsen als geriaters, psychiaters en neurologen, zullen beter vergoed worden om bewoners van een woonzorgcentrum ter plekke op te volgen. “We zetten in op outreachende zorg, ter ondersteuning van wat gebeurt in woonzorgcentra: bewoners van een woonzorgcentrum die een arts nodig hebben – hun huisarts of een specialist – moeten niet zelf naar die arts gaan, die arts moet dan naar hen komen. Tegelijkertijd zetten we in op een betere afstemming van de zorg in het woonzorgcentrum en de expertise die de huisarts of de specialist biedt, door een goede integratie van al deze zorg. De noodzakelijke multidisciplinariteit in de aanpak en het overleg met iedereen die betrokken is, ook met de mantelzorgers, wordt zo beter georganiseerd “, zo vat Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid deze nieuwe aanpak samen. Er wordt 7,1 miljoen euro geïnvesteerd.
Een bewoner van een woonzorgcentrum is gemiddeld 87 jaar. De meesten onder hen hebben een zwaar zorgprofiel, met verschillende (chronische) aandoeningen, waaronder in toenemende mate dementie. Het spreekt voor zich dat deze mensen medisch goed moeten worden opgevolgd. Maar het is voor hen niet altijd evident om zelf naar een arts te gaan. Indien nodig, moeten artsen dus zelf naar het woonzorgcentrum kunnen gaan.
Zij moeten hier billijk voor worden vergoed want het gaat om tijdrovende bezoeken. Vandaag is dat onvoldoende het geval. De interventie van een arts in een woonzorgcentrum mag ook niet beperkt blijven tot louter een bezoek aan een patiënt: de doelstelling is ook om bij te dragen aan de kwaliteit van de algehele zorg voor deze bewoner in het woonzorgcentrum. Daarom werkte de Nationale Commissie Artsen-Ziekenfondsen binnen de ziekteverzekering twee maatregelen uit. Er wordt enerzijds ingezet op een hoger ereloon voor de huisartsen, en anderzijds op een betere vergoeding voor geriaters, psychiaters, neurologen en neuropsychiaters.
Frank Vandenbroucke: “Een bezoek aan een patiënt in het woonzorgcentrum vergt veel tijd van een arts. Hij moet zowel de patiënt met vaak verschillende aandoeningen onderzoeken als afstemmen met andere zorgverleners; met het zorgpersoneel van het woonzorgcentrum en met de mantelzorgers over de beste zorgen. De huidige verloning was hier onvoldoende op afgestemd. Ik ben dan ook zeer tevreden dat de artsensyndicaten en de ziekenfondsen hierop hebben ingezet. Dit draagt ook bij tot de algehele kwaliteit van de medische en farmaceutische zorg in de woonzorgcentra.”
Betere vergoeding voor huisartsen
Het ereloon voor een bezoek van huisartsen aan een woonzorgcentrum wordt verhoogd met 25 procent tot 45,81 euro. Er worden toeslagen voorzien voor dringende bezoeken tijdens de avond- en nachturen of in het weekend of op feestdagen. Het remgeld voor de patiënt blijft ongewijzigd: met name 11,22 euro voor een gewoon bezoek (voor mensen met recht op de verhoogde tegemoetkoming gaat het om 2,49 euro).
Tegelijkertijd wordt maximaal ingezet op een geïntegreerde opvolging van de patiënt in afstemming met andere zorgverleners. De huisarts dient minstens jaarlijks te bekijken of er nood is aan een voorafgaande zorgplanning, aan medisch-farmaceutisch overleg als de patiënt veel geneesmiddelen neemt, aan mondzorg of aan bijkomend multidisciplinair overleg of overleg met de mantelzorgers. Wat de huisarts doet, in ruil voor deze verbeterde verloning, is dus méér dan individuele bezoeken brengen aan de inwoner van een woonzorgcentrum die zijn patiënt is: de huisarts draagt bij tot de algehele kwaliteit van de medische en farmaceutische zorg in het woonzorgcentrum.
Voor deze maatregel werd een budget van 6,678 miljoen euro vrijgemaakt. De Koninklijke Besluiten verschenen op 11 april in het Belgisch Staatsblad. Het ereloon wordt verhoogd vanaf 1 juni 2024.
Outreachende zorg door geriaters, neurologen en (neuro)psychiaters
Voor veel patiënten in een woonzorgcentrum is naast een goede opvolging door de huisarts, op een gegeven ogenblik ook een bijzondere follow-up door een neuroloog, een psychiater, een neuropsychiater of een geriater nodig. Denk bijvoorbeeld aan een bewoner die plotseling sterk gewijzigd gedrag vertoont: als men vermoedt dat onder deze gedragsstoornis een complex probleem schuilgaat waar psychiatrische expertise en observatie voor nodig is, dan zal men deze bewoner vandaag voor een observatie naar een ziekenhuis sturen, wat niet de meest gemakkelijke en ook niet altijd de optimale oplossing is. Als een (neuro)psychiater de bewoner in het woonzorgcentrum kan onderzoeken en mee kan opvolgen, dan kan een tijdelijke opname in een ziekenhuis misschien vermeden worden. Bovendien kan het betrokken zorgteam in het woonzorgcentrum ook leren uit het overleg met deze (neuro)psychiater. Een ander voorbeeld betreft de opvolging van een bewoner die toenemende tekenen van dementie vertoont: ook daar gaat het zowel om het stellen van de juiste diagnose als het ‘leereffect’ via goed overleg met het hele zorgteam.
Het is voor deze artsen-specialisten vandaag al mogelijk om naar een woonzorgcentrum te gaan, maar de vergoeding hiervoor is laag en het bezoek moet samen met een huisarts gebeuren, wat niet altijd makkelijk te organiseren valt. We zien dan ook dat deze specialisten zeer weinig naar het woonzorgcentrum afzakken.
De Nationale Commissie Artsen-Ziekenfondsen werkte daarom een verbeterd voorstel uit. Dat voorziet een forse herwaardering van het ereloon voor een bezoek aan een woonzorgcentrum van 40,31 tot 151,50 euro. Dit ligt in lijn met het honorarium dat vandaag bestaat voor een pluridisciplinaire geriatrische evaluatie. Het remgeld voor de patiënt blijft ongewijzigd op 15,5 euro (en volledig terugbetaald indien de patiënt verhoogde tegemoetkoming heeft).
De huisarts blijft sterk betrokken: hij moet het bezoek van de specialist aanvragen, en de specialist is verplicht hem een verslag te bezorgen. De vergoeding bevat ook al het benodigde pluridisciplinair overleg met andere zorgverstrekkers zoals verpleegkundigen, zorgkundigen, kinesitherapeuten, ergotherapeuten, en met de mantelzorgers.
Er werd hiervoor een budget voorzien van 422.000 euro. De ministerraad keurde op 5 april 2024 het ontwerp Koninklijk Besluit goed, dat voor advies aan de Raad van State werd overgemaakt. Afhankelijk van de tijd die dit vergt, zal de herwaardering ingaan ten vroegste op 1 juni en ten laatste op 1 augustus 2024.
Frank Vandenbroucke: “Deze maatregelen zijn cruciaal voor de gezondheid van patiënten die in woonzorgcentra verblijven. Deze mensen zijn niet altijd in de mogelijkheid om zich te verplaatsen naar de dokter, dus moeten we de zorg naar hen toebrengen. We zorgen hiermee voor nabije zorg, in samenwerking met alle betrokken zorgverleners en afgestemd op de noden van de patiënt. Goed overleg met het betrokken zorgteam in het woonzorgcentrum laat ook toe dat iedereen bijleert over de symptomen van bepaalde aandoeningen en de behandeling ervan.”