Discours

Symposium: preventie van mentale gezondheidsproblemen bij jonge kinderen

Vandaag organiseerden UNICEF België, ONE, en het Vlaams Agentschap Opgroeien een symposium over de preventie van mentale gezondheidsproblemen bij jonge kinderen van 0 tot 12 jaar. Experten, professionals en beleidsmakers kwamen er samen om dit belangrijke onderwerp te bespreken. Ik sprak hen toe over de uitdagingen waarvoor we staan, en hoe mijn hervorming daarop inspeelt.

Hartelijk dank voor de vriendelijke introductie.
Dames en heren,

Gezondheid is wat jullie bindt. Specifieker, de geestelijke gezondheid van hele kleine kinderen, pasgeborenen zelfs, en kinderen tot de leeftijd van 12 jaar. Daar gaat dit symposium over en ik wil Unicef België, het Vlaams Agentschap Opgroeien en L'Office de la Naissance et de l'Enfance hartelijk bedanken om de handen in elkaar te slaan en dit thema uitvoerig te belichten, te bespreken, en waarom niet aan het einde van deze dag mij ook de nodige aanbevelingen te doen

Zoals jullie weten, is geestelijke gezondheidszorg een topprioriteit in mijn beleid. Op dit moment investeren we aanzienlijk in geestelijke gezondheidszorg, voor in totaal 330 miljoen extra per jaar. Bovendien investeren we daarbovenop - en dat is pas beslist - nog eens 93 miljoen euro extra per jaar, die we zullen uitrollen in 2024 en 2025. Maar natuurlijk moet die investering ook doelstellingen dienen. Met name willen we véél vroeger problemen opsporen, signalen oppikken - ook voor kinderen en jongeren - en in die zin is dat natuurlijk een vorm van preventie. 

In mijn eerste deel wil ik dan ook die uitdaging toelichten, met daaraan gekoppeld het waarom van mijn hervorming. In het tweede deel zoom ik graag in op het belang van de eerste 1.000 dagen. 

 

In België hebben we historisch gezien twee erfenissen. 

De eerste erfenis is dat we een geschiedenis hebben van een goed ontwikkelde en sterk geïnstitutionaliseerde geestelijke gezondheidszorg, met grote ziekenhuizen en psychiatrische voorzieningen. Zo'n 20 jaar geleden hebben we een beweging ingezet van de-institutionalisering richting gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. De belangrijkste hefboom voor die beweging, een belangrijk momentum ook, is gekomen met de creatie van onze netwerken geestelijke gezondheidszorg. Op dit moment hebben we 32 territoriale netwerken die het hele Belgische grondgebied bestrijken, waarvan 11 netwerken specifiek voor kinderen en jongeren.

Maar, en dat is een belangrijke maar, eigenlijk hebben we intussen niét een echte eerstelijns geestelijke gezondheidszorg uitgebouwd. We hebben wel mobiele crisisteams geïnstalleerd voor crisisopvang aan huis, of voor langdurige zorg bij complexe problemen, maar echte eerstelijns geestelijke gezondheidszorg hebben we niet uitgebouwd in de afgelopen 20 jaar.

En het is die lacune die we nu proberen in te vullen, met de hervorming die we uitrollen. Een hervorming die voortbouwt op onze netwerken, precies omdat er nood is aan goed georganiseerde eerstelijns geestelijke gezondheidszorg.

 

De tweede erfenis heeft een langere geschiedenis, in zekere zin een moeilijkere. Historisch gezien is onze Belgische gezondheidszorg immers gestoeld op het volgende principe: je gaat naar de dokter, de dokter vraagt een vergoeding en het verzekeringssysteem betaalt een (heel) groot deel terug. Het voordeel van zo'n (wat we noemen) "fee-for-service systeem" is het reactievermogen. Het is een snel reagerend systeem. We zijn echter minder goed uitgerust voor preventieve en veerkrachtversterkende zorg noch voor chronische zorg en follow-up. Het leidt ook tot een zeer solistische aanpak. Het is niet bevorderlijk voor multidisciplinariteit, noch voor samenwerking. En het leidt ook tot overconsumptie. 

En nu veralgemeen ik, en ik hoop dat niemand zich hier beledigd zal voelen: toen we begonnen te zeggen dat we klinisch psychologen en orthopedagogen zouden integreren in ons collectieve gezondheidszorgsysteem en het vergoedingssysteem, was hun idee vaak nog : je wacht op je patiënt, de patiënt komt, je vraagt een vergoeding en je wordt vergoed. Curatief, responsief, solistisch. Wel, dit wilden we absoluut niet meer.

Dat is de reden waarom we besloten om 165 miljoen euro per jaar te investeren, wat behoorlijk veel is voor dit land, in een compleet nieuwe eerstelijns geestelijke gezondheidszorg, waarbij territoriaal gebaseerde zorgnetwerken moeten inspelen op de noden van bepaalde populaties. Ze krijgen dus een budget en op basis van dat budget moeten ze de omgeving waarin ze werken bestuderen. Ze moeten de belangrijkste behoeften identificeren en de kwetsbaarheden opsporen. Vervolgens moeten ze klinisch psychologen en 'orthopedagogen' vinden die bereid zijn om die nieuwe opdracht aan te gaan: een opdracht van samenwerking, multidisciplinariteit en het werken met nieuwe methodologieën zoals groepssessies. Een opdracht waarbij je problemen vroegtijdig probeert op te sporen en escalatie van problemen probeert te voorkomen. Een opdracht ook waarbij je organiseert dichtbij mensen, dichtbij kinderen en jongeren. In het jargon noemen we ze 'vindplaatsen'. 

De school is zo'n vindplaats. Je gaat naar de school en de kinderen toe, waar je de kinderen ontmoet, problemen tegenkomt in een vroeg stadium en meteen aanpakt. Zo was ik niet zo lang geleden in basisschool De Schans in Kontich. Jongens en meisjes van het vierde leerjaar legden me toen uit wat ze geleerd hadden in het project ‘Wel in je Vel’. Ze kregen groepssessies over je goed voelen en minder goed voelen en hoe je elkaar kan helpen. Het lokale Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) en ons netwerk voor Geestelijke Gezondheidszorg voor Kinderen en Jongeren sloegen daarvoor de handen in elkaar. Dit is precies wat onze hervorming van de psychologische zorg in de eerste lijn beoogt, dankzij dus die investering van 165 miljoen euro per jaar. Een veelvoud van het vroegere budget, maar vooral een nieuw verhaal van samenwerken. Want het is door aanwezig te zijn in scholen en CLB’s, maar evengoed in Jongerenadviescentra of Overkophuizen dat we onrustwekkende signalen sneller oppikken, kwetsbare kinderen en jongeren de juiste zorg bieden en zo nodig naar gespecialiseerde hulp leiden. 

In Kontich zag ik hoe welkom die aanpak is voor de kinderen. "Als je wil dat kinderen goed leren, moeten ze eerst goed in hun vel zitten", zei de directrice. Scholen en CLB’s kunnen nu kiezen uit verschillende opties. Bij een groepssessie is het aanbod gratis.  Als het CLB oordeelt dat een kind op school baat heeft bij een individuele sessie, dan kan ook dat sinds kort gratis. Maar ze kunnen ouders ook verwijzen naar een geconventioneerde psycholoog of orthopedagoog in de buurt, met een beperkt persoonlijk remgeld (4 of 11 euro per sessie). 

Het werk is lang niet af, we moeten bijzonder nederig blijven, maar de eerste resultaten zijn alvast hoopgevend. Sinds we deze hervorming uitrollen, hebben we in de leeftijdscategorie 0 tot 14 jaar intussen 33.662 kinderen en jongeren bereikt.

Als we dat cijfer nog verder ontleden, hebben we  bijna 3.400 (10% dus) kinderen van 0 tot 4 jaar bereikt, dus met andere woorden zelfs de allerkleinsten. Bijna 13.500 kinderen (40%) hadden dan weer de leeftijd van 5 tot 9 jaar, en bijna 17.000 kinderen hadden de leeftijd van 10 tot 14 jaar. Daarnaast hebben we ook onze mobiele teams voor langdurige zorg versterkt en uitgebreid met een “infantwerking” waarbij advies, coaching en behandeling wordt voorzien voor ouders of hulpverleners van bijvoorbeeld een Centrum Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG), jeugdhulp of Kind en Gezin, zodat ook zij sneller kunnen ingrijpen om eventuele verergering van problemen te voorkomen.

Samengevat: de systeemwijziging heeft zich dus voorzichtig ingezet - en nog eens: het werk is niet af -  maar we bereiken dus ook kinderen van bij een prille leeftijd met deze hervorming, waarin preventie de sleutel is. En dat is te danken aan de inzet, de liefde en de creativiteit waarmee deze hervorming wordt uitgerold door alle betrokken organisaties. Snel opsporen en voorkomen is bovendien een deel van de oplossing om ook jullie meer werkvreugde te bezorgen. 

 

Natuurlijk moet je een tweesporenbeleid ontwikkelen. Het ene spoor spitst zich dus toe op die preventieve eerstelijns geestelijke gezondheidszorg die ik net toelichtte, maar tegelijk moet je ook werken aan de andere kant van het spectrum, waar je te maken hebt met zeer complexe problemen, crisissituaties en zeer dramatische gebeurtenissen als het om kinderen gaat. Ook op dat vlak vullen we vandaag een gat van jaren onderinvestering: in extra bedden, én in mobiele crisisteams voor kinderen en jongeren. Daar ga ik nu niet over uitweiden, maar daarnaast moet je ook nog iets anders. En dat brengt me bij het belang van de eerste 1.000 dagen.

Gelijke kansen beginnen al van voor de geboorte. Van bij de conceptie en tijdens de zwangerschap. En die gelijke kansen kennen daarna een cruciaal vervolg in de wieg, tijdens de eerste 1.000 dagen van elke pasgeborene.  Onderzoek toont aan dat die periode cruciaal is voor de ontwikkeling van je hersenen, van je schoolprestaties, je kansen op een job, maar ook de kans op een ziekte te laten vergroten of te verkleinen.  Toch zien we dat 4% van de vrouwen niet het aanbevolen minimum aantal prenatale consultaties heeft; en 3% zelfs geen contact met een zorgverlener tijdens de eerste 20 weken van de zwangerschap. Een ander probleem waarop in verschillende studies wordt gewezen, is het relatief grote aantal ouders of toekomstige ouders met geestelijke gezondheidsproblemen die verband houden met de zwangerschap. Sommige cijfers spreken over 20 tot 25% van de moeders, tijdens de zwangerschap of na de bevalling.  

De hervorming in de geestelijke gezondheidszorg die we uitrollen, is alvast een eerste stap. Investeren in de eerste 1.000 dagen is de volgende stap in de (geestelijke) gezondheidszorg. Infantpsychiatrie is daarom een vorm van preventie: door meer in te zetten op vroeg-interventie moeten we erger proberen voorkomen en kinderen tijdig terugbrengen naar een gezonde verdere ontwikkeling. Wat we niet mogen doen in de infantpsychiatrie is baby's volstoppen met medicatie of volplakken met labels. 

Daarnaast wil ik dus de ongelijkheid op van perinatale zorg wegwerken. Het risico om minder te worden opgevolgd, zowel pre- als postnataal, is hoger bij vrouwen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming of een invaliditeitsuitkering. Ook onder zelfstandig werkende vrouwen is dat aantal hoger. Daarom zijn we hard aan het werk om een perinataal zorgtraject voor kwetsbare vrouwen uit te rollen. Ik wil dat zorgtraject up and running hebben in de loop van 2024, in goede samenwerking met de deelstaten en in het bijzonder Kind en Gezin en ONE (en Kaleido in Ostbelgien)

 

Wat zijn de uitgangspunten? 

(1) Ervoor zorgen dat de vrouwen met specifieke behoeften - zeker in kwetsbare situaties - toegang hebben tot het traject. Dat betekent informeren en opleiden in alle geledingen van onze zorg, maar ook onze voelsprieten uitzetten om die kwetsbare vrouwen te vinden én te bereiken.

(2) Om die vrouwen daarna te screenen op psychologische, sociale en financiële kwetsbaarheid. Dat doen we op basis van de "Born in Belgium-tool", ontwikkeld door het Riziv, waarbij we de psychosociale situatie van zwangere vrouwen nagaan op basis van welbepaalde indicatoren. 

(3) Met dat resultaat kunnen zorgverleners vrouwen een multidisciplinaire aanpak aanbieden - op maat en al dan niet intensiever naargelang de nood - en zo voor hen écht een persoonlijk zorgtraject uittekenen, met ook een goede en regelmatige follow-up thuis.  

(4) Het voorzien in  de functie van zorgcoördinator, d.w.z. een vertrouwensfiguur uit het multidisciplinaire team dat - in overleg met de moeder - ervoor zorgt dat alle stappen van het zorgtraject daadwerkelijk worden gevolgd. Dat kan de vroedvrouw zijn bijvoorbeeld, die daarvoor nauw samenwerkt met een andere zorgverlener of een maatschappelijk werker.

 

Ik eindig graag met de volgende gedachte. Jullie zijn die dag in dag uit in het veld staan. En met kinderen heb je vaak tijd nodig, moet je opnieuw beginnen. Het betekent soms ook situaties die dramatisch zijn, precies omdat het om kinderen gaat. Dus wil ik van deze gelegenheid gebruikmaken om u te bedanken: voor uw geduld, uw doorzettingsvermogen, en uw zin voor verantwoordelijkheid om kinderen en hun ouders te blijven helpen. Het spijt me dat ik weg moet, wat onbeleefd is, maar ik wens u een bijzonder leerrijk symposium. Bedankt voor het luisteren.